Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 30 augustus 2011
ECLI:NL:GHSHE:2011:BT1774
werknemer/Mior Service BV
Werknemer (52 jaar) is sinds 2004 in dienst van Mior Software Development BV. Eind 2008, begin 2009 is werknemer een aantal keren getroffen door een TIA. Hij heeft nadien regelmatig verzuimd wegens ziekte. Werknemer heeft fysieke klachten, zoals oververmoeidheid en slapeloosheid en staat onder behandeling van onder meer een neuroloog. In juni 2009 heeft de directeur van Mior bedenkingen geplaatst bij het functioneren van werknemer. Daarop heeft werknemer zich in juli ziek gemeld (arbeidsconflict). Vervolgens ontstaat er een moeizaam en langdurig re-integratietraject, waarin partijen over en weer deskundigenoordelen verlangen. Mior heeft werknemer meermalen verzocht mee te werken aan een plan van aanpak. Werknemer heeft dit geweigerd. Volgens werknemer is hij niet in staat de confrontatie met zijn werkgever aan te gaan. Voorts stelt werknemer zich op het standpunt dat nu uit diverse deskundigenoordelen en adviezen van de arboarts(en) blijkt dat terugkeer bij Mior geen reële optie meer is, medewerking aan een plan van aanpak voor re-integratie in het eerste spoor zinloos is. Op 1 november 2010 staakt Mior de loonbetaling. De kantonrechter heeft de loonvordering van werknemer afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Uit artikel 7:658a en 660a BW volgt dat de werkgever het voortouw dient te nemen als het gaat om re-integratie van de werknemer en dat de werknemer verplicht is om daaraan mee te werken. Een plan van aanpak is vereist als sprake is van een dreigend langdurig verzuim en als de arbodienst meent dat er nog mogelijkheden zijn om terugkeer naar arbeid van de werknemer te bevorderen. Er geldt op basis van artikel 7:629 lid 3 sub e BW geen loondoorbetalingsverplichting voor de werkgever voor de tijd gedurende welke de werknemer zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 7:658a lid 3 BW. Uit de diverse periodieke evaluaties van Arboned (12 januari 2010, 13 april 2010, 7 juni 2010) komt weliswaar naar voren dat re-integratie van werknemer bij Mior geen reële optie is en dat hij begeleid zou moeten worden naar werk elders, maar dit betekent niet dat werknemer niet verplicht was om mee te werken aan het opstellen van een plan van aanpak. Werknemer heeft niet onderbouwd waarom hij zelf niet in staat zou zijn (geweest) om met Mior te spreken over een plan van aanpak, waarin eventueel ook re-integratie in het tweede spoor, waar werknemer (via zijn gemachtigde) meermalen om heeft verzocht, opgenomen had kunnen worden. Verklaringen van de huisarts en de psycholoog waarom werknemer niet in staat was tot direct contact, om welke verklaringen Mior had gevraagd en die door werknemer waren toegezegd, zijn niet overgelegd. Het moet er daarom voorshands voor gehouden worden dat voor het mijden van direct contact geen reden was. Maar ook al zou vaststaan dat werknemer niet in staat was om rechtstreeks met Mior te communiceren, dan had hij ten minste via zijn gemachtigde concrete voorstellen kunnen doen over de invulling van een plan van aanpak inhoudende re-integratie in het tweede spoor. De loonsanctie is derhalve door Mior terecht opgelegd.