werknemer/werkneemster

Werknemer vordert materiële en immateriële schadevergoeding van werkneemster, stellend dat werkneemster onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door hem onterecht te beschuldigen van seksuele intimidatie en aanranding in de werksituatie bij de Amercentrale van Essent, voorts door ter zake daarvan op 3 december 2006 bij de klachtencommissie van Essent een klacht in te dienen tegen werknemer en door op 27 maart 2007 aangifte te doen bij de politie. De klacht van werkneemster tegen werknemer is door de klachtencommissie van Essent ongegrond verklaard. Ook de tegen werknemer gerichte aangifte bij de politie heeft niet tot strafvervolging geleid. De zaak is geseponeerd. De vordering van werknemer is in eerste aanleg afgewezen.

Het hof oordeelt als volgt. Het hof stelt voorop dat de rechtbank op goede gronden, die het hof overneemt, heeft geoordeeld dat het enkele feit dat de door werkneemster tegen werknemer ingediende klacht ongegrond is verklaard onvoldoende is om te concluderen dat werkneemster lichtvaardig heeft geklaagd. Voor omkering van de bewijslast ex artikel 150 Rv heeft werknemer onvoldoende gesteld.