Rechtspraak
X/werkgever
Werkgever biedt vliegreizen aan in met name Noord-West-Europa. Voor de pensioenen van werknemers die voor 1 juli 2006 in dienst waren, gold tot 2004 een (gematigde) eindloonregeling. In 2004 is het deel middelloonregeling vervallen wegens verboden leeftijdsonderscheid op grond van de WGBL. Voor werknemers die na 1 juni 2006 in dienst zijn getreden is aanvankelijk geen pensioenregeling overeengekomen. Voor die werknemers is per 1 november 2007 met instemming van de ondernemingsraad (hierna: OR) een nieuwe pensioenregeling gaan gelden, een zogeheten beschikbare premieregeling. Overeengekomen is dat werkgever en werknemers elk 50% van de premie betalen. Per 1 januari 2008 is dezelfde regeling met instemming van de OR gaan gelden voor de werknemers die vóór 1 juni 2006 in dienst waren, met dien verstande dat de werkgever voor deze werknemers 85% van de premie betaalt. X, een grote vakbond, vordert thans met terugwerkende kracht nakoming van de (gematigde) eindloonregeling vanaf 1 januari 2008. Allereerst stelt X dat zij op basis van artikel 3:305a BW bevoegd is deze vordering in te stellen. Ten aanzien van de vordering tot nakoming beroept X zich op artikel 13 Pensioenreglement 2007 jo. artikel 19 Pensioenwet. Gesteld wordt dat werkgever geen zwaarwichtig belang heeft bij de wijziging van de pensioenregeling.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Ingevolge artikel 3:305a lid 1 BW kan een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt. In dit geval is de doelomschrijving in artikel 5 van de statuten te ruim om daarin een (specifiek) belang van X te lezen om in rechte op te treden in een kwestie als de onderhavige. In dat verband is van belang dat het in deze zaak gaat om een groepsactie tot nakoming van een concrete pensioenafspraak, waarbij de personen om wie het gaat zijn te individualiseren en dat het niet gaat om een algemeen belangactie waarbij het laatste niet mogelijk is. Artikel 6 van de statuten is wel voldoende concreet, maar is zodanig gericht op het bereiken van het doel voor leden, dat er geen zelfstandige grond is om op te treden voor alleen niet-leden. Indien X leden heeft wier belangen worden behartigd, brengen de statuten mee dat zij in het verlengde daarvan de belangen van andere werknemers kan behartigen. X is in haar vordering ontvankelijk indien zij ten tijde van het instellen van de vordering leden had bij werkgever onder de 21 werknemers, die niet hebben ingestemd met de wijziging. Partijen kunnen zich hierover bij een comparitie nader uitlaten.
De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van een zwaarwichtig belang voor wijziging van de pensioenregeling. De gematigde eindloonregeling kon niet langer worden uitgevoerd wegens strijd met de WGBL. Bovendien hebben de OR en een meerderheid van de 47 werknemers ingestemd met de nieuwe pensioenregeling. Werkgever meent dat hieraan gebreken kleven en biedt hiervoor uitdrukkelijk bewijs aan. Voorafgaand aan de mogelijke benoeming van deskundigen heeft de kantonrechter nog een aantal vragen die tijdens de comparitie met partijen besproken zullen worden. Volgt aanhouding van de zaak.