Naar boven ↑

Rechtspraak

Holland Casino/X
Rechtbank Rotterdam, 25 oktober 2011
ECLI:NL:RBROT:2011:BU1436

Holland Casino/X

Dreigende schending geheimhoudingsbeding in te publiceren boek door ex-werknemer van Holland Casino, levert onvoldoende belang op voor inzage in drukproef. Vrijheid van meningsuiting

X is sinds 1989 in dienst geweest van Holland Casino. In 2009 is X uit dienst getreden, waarbij in de vaststellingsovereenkomst een geheimhoudingsbeding is overeengekomen. Op grond van artikel 843a Rv vordert Holland Casino inzage in de drukproef/het manuscript van het door de ex-werknemer uit te geven boek. Holland Casino acht dit noodzakelijk om te onderzoeken of zij op grond van het geheimhoudingsbeding een publicatieverbod wil vragen.

De rechtbank wijst de vordering af en overweegt daartoe als volgt. Op zichzelf kan het vergaren van bewijs dat sprake is van (een reële dreiging van) handelen in strijd met expliciet overeengekomen bedingen een rechtmatig belang in de zin van artikel 843a Rv opleveren. Dat belang speelt in dit geval echter in die zin geen rol, dat, zodra X het boek publiceert en daarin vermeldingen in strijd met het beding opneemt, daarmee het bewijs geleverd is. Weliswaar is dan de – eventuele – schending reeds een feit, maar dat is voor het bewijsaspect niet van belang. De situatie dat te vrezen valt dat het bewijs ook later niet geleverd zou kunnen worden doet zich hier niet voor.

Dat die dreiging reëel is, levert echter evenmin het vereiste belang op. Het belang dat Holland Casino met de inzage in feite voor ogen heeft, is het belang om tevoren kennis te nemen van de tekst van het boek, zodat bedoelde schending van het beding voorkomen wordt. De afweging tussen enerzijds de vrije meningsuiting en anderzijds de daaraan inherente mogelijkheid dat die tot schade (al dan niet bestaande in reputatieschade) bij anderen leidt is immers in het EVRM (artikel 10) en de Grondwet (artikel 7) al gemaakt. Deze keuze houdt, in elk geval voor wat betreft artikel 7 Grondwet, expliciet in dat niemand tevoren toestemming nodig heeft om zijn mening – in druk – openbaar te maken. Hoewel artikel 10 EVRM toetsing vooraf niet zonder meer uitsluit, blijkt uit de jurisprudentie dat daarvoor slechts zeer beperkt ruimte bestaat. De achterliggende gedachte is dat het 'chilling effect' moet worden voorkomen; de wetenschap dat een tekst tevoren zal worden bekeken leidt tot een maatschappelijk ongewenst geachte terughoudendheid bij de schrijver. Volgt afwijzing van de vorderingen.