Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland, 8 november 2011
ECLI:NL:RBZLY:2011:BU7827
werknemer c.s./werkgeefster c.s.
Werknemer is op 1 februari 2010 voor de bepaalde duur van één jaar bij werkgeefster in dienst getreden als 2e kapitein/stuurman. De overeenkomst is per 1 februari 2011 stilzwijgend verlengd. De levenspartner van werknemer wenst met hem mee te varen en is aangesteld als matroos (zij beschikt over een zogenaamd 'vaarboekje'). Werknemer is op 3 maart 2011 arbeidsongeschikt geraakt, waarna hij en zijn partner van boord zijn gegaan. Aan werknemer is het loon doorbetaald, maar aan zijn partner is de loonbetaling vanaf april 2011 gestopt. Werknemer en zijn partner stellen dat in feite alleen met werknemer een arbeidsovereenkomst is aangegaan tegen een loon van € 5000 en dat werkgeefster in verband met zijn arbeidsongeschiktheid daarvan 70% dient door te betalen, waarbij volgens hen aan de afwezigheid van de partner op het schip geen belang toekomt. Werkgeefster stelt daartegenover dat zij aan werknemer betaalt wat hem toekomt, te weten 70% van € 3000, en dat zij niets aan de partner is verschuldigd omdat zij niet ziek is en toch niet aan boord is.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Aangezien er betreffende de partner geen reële arbeidsprestatie kan worden aangenomen, is in haar geval niet voldaan aan de definitie van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 lid 1 BW. Onomstreden is dat de partner als tegenprestatie geen arbeid hoefde te verrichten doch slechts aanwezig diende te zijn tijdens de vaart van het schip. Tussen werknemer en werkgeefster bestaat wel een arbeidsovereenkomst. Voorts moet worden aangenomen dat de verdeling van het totale bedrag aan loon en vergoeding van € 5000 netto over werknemer en zijn partner (€ 3000 netto respectievelijk € 2000) niet aansluit bij wat voor de functies van kapitein en matroos gangbaar is. Partijen zijn deze verdeling overeengekomen, omdat deze verdeling voor beide partijen voordelen bood. Het handhaven van die verdeling over werknemer en zijn partner zou, mede gelet op de bescherming die een arbeidsongeschikte werknemer krachtens het arbeidsrecht toekomt, naar het oordeel van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Voor de hoogte van het loon wordt meer aansluiting gezocht bij de meer gangbare bedragen voor de functies waar het hier om gaat. Schattenderwijs wordt het loon van werknemer vastgesteld op € 4500 netto. Werkgeefster wordt veroordeeld tot betaling van 70% van het bruto-equivalent van het nettoloon van € 4500 per maand.