Naar boven ↑

Rechtspraak

Van Dorp Installaties Zevenaar BV/werknemer
Rechtbank Gelderland, 10 oktober 2011
ECLI:NL:RBARN:2011:BU7626

Van Dorp Installaties Zevenaar BV/werknemer

Werknemer niet gehouden tot terugbetaling studiekosten op grond van studiekostenbeding, omdat hij niet is gewezen op de consequenties van het studiekostenbeding en de arbeidsovereenkomst op initiatief van werkgever is beëindigd

Werknemer is op 21 juni 2004 in dienst is getreden van Van Dorp in de functie van afdelingshoofd op de afdeling Technisch Beheer. In 2008 hebben partijen een studieovereenkomst gesloten voor een opleiding aan de 'Nijenrode Business University'. Op verzoek van Van Dorp is de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2010 ontbonden, waarbij werknemer een vergoeding van ruim € 16.000 is toegekend. Thans vordert Van Dorp terugbetaling van de studiekosten.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Partijen verschillen van mening over de betekenis van de bepaling in de studieovereenkomst waarin onder meer staat dat er sprake is van een terugbetalingsverplichting van studiekosten 'indien de werknemer het bedrijf verlaat binnen 3 jaar'. Uit het beding is niet af te leiden bij wie het initiatief tot vertrek moet liggen, zodat werknemer op grond van de tekst van het beding in beginsel gehouden is tot betaling van de studiekosten.

De volgende vraag is of het studiekostenbeding aan de door de Hoge Raad geformuleerde voorwaarden voldoet. Hij heeft namelijk ten aanzien van studiekostenbedingen (aanvullende) voorwaarden gesteld, waaronder de voorwaarde dat de terugbetalingsregeling met haar consequenties duidelijk moet zijn geweest voor de werknemer. Verder heeft hij overwogen dat de redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat de werkgever onder omstandigheden geen studiekosten kan terugvorderen, indien deze zelf het initiatief tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft genomen.

Niet is gesteld of gebleken dat Van Dorp werknemer heeft gewezen op de consequenties van het studiekostenbeding. Indien werknemer op de hoogte was van de consequenties, is niet aannemelijk dat hij akkoord zou zijn gegaan met de beëindigingsvergoeding die na de ontbinding is overeengekomen. Na betaling van de studiekosten zou hij in dat geval op een negatief saldo uitkomen. Voorts is nakoming van het studiekostenbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, omdat het initiatief tot beëindiging van het dienstverband bij werkgever ligt. Volgt afwijzing van de vorderingen.