Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20 december 2011
ECLI:NL:GHARN:2011:BU8977
werknemer/M:R Micro-Imaging BV
Werknemer is op 5 oktober 2009 voor bepaalde tijd tot 2 april 2010 bij M:R in dienst getreden als hoofd ICT. Op 20 november 2009 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen werknemer en de directeur van M:R. Bij dit gesprek waren ook het hoofd productie en de salesmanager aanwezig. Partijen hebben die dag overeenstemming bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en een financiële voorziening getroffen (bestaande uit een WW-suppletie). Werknemer bevestigt deze afspraken in een mail aan een aantal collega's. Kort daarna blijkt dat werknemer mogelijk geen WW-uitkering krijgt (wegens het niet voldoen aan de referte-eis). Hij doet daartoe een aantal voorstellen aan M:R, onder meer een constructie in zwart uitbetalen van gelden (dit in het kader van zijn WWB-uitkering). Nadat M:R nergens (meer) op reageert roept werknemer de nietigheid van het ontslag in. M:R reageert met een ontslag op staande voet wegens het plegen van valsheid in geschrifte door werknemer. De kantonrechter heeft evenwel geoordeeld dat partijen op 20 november 2009 met wederzijds goedvinden uit elkaar zijn gegaan, zodat de vorderingen van werknemer moeten worden afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Anders dan werknemer stelt, heeft de kantonrechter niet miskend dat de bewijslast op M:R rust. M:R is evenwel geslaagd in het leveren van bewijs. Dit blijkt onder meer uit de e-mails van werknemer en de alternatieve voorstellen voor een beëindigingsregeling.
Voorts is het hof van oordeel dat werknemer – die in zijn cv stelt over een academische opleiding te beschikken – voldoende in staat moet zijn te overzien waarmee hij akkoord is gegaan. Dit blijkt ook uit de diverse mails die hij nadien heeft gezonden. Dat de beëindigingsregeling onder druk van een ontslag op staande voet tot stand zou zijn gekomen, acht het hof niet bewezen. Voorts hoefde M:R geen nader onderzoek te doen of werknemer ondubbelzinnige instemming had verleend, nu dit uit alles bleek. Het feit dat M:R werknemer verkeerd heeft geïnformeerd over diens WW-rechten, is aan werknemer te wijten omdat hij heeft verzwegen voorafgaand aan het dienstverband bij M:R reeds werkloos te zijn geweest. Volgt bekrachtiging vonnis van de kantonrechter.