Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Groningen), 15 december 2011
ECLI:NL:RBGRO:2011:BU9709
werkneemster/werkgever
Werkneemster is op 4 januari 2010 in dienst getreden in de functie van medewerker receptie. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor het horeca- en aanverwante bedrijf van toepassing. Werkneemster heeft per 1 april 2011 het dienstverband beëindigd. Thans vordert werkneemster achterstallig loon. Zij stelt dat bij de eindafrekening te weinig loon is betaald. Er is uitbetaald volgens een gedateerde loontabel, de periodieke loonsverhoging is gecorrigeerd en de feestdagentoeslag is ten onrechte verrekend met plus- en minuren, aldus werkneemster.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De betaling op grond van de gedateerde loontabel is door werkgever gecorrigeerd, maar hierop zijn de loonsverhoging en eindejaarsuitkering in mindering gebracht. Ondanks het feit dat werkneemster, zoals in de cao is bepaald, geen vol jaar in dienst is geweest, heeft werkgever toch de loonsverhoging en eindejaarsuitkering uitbetaald. Artikel 2 lid 5 van de cao bepaalt dat de cao een minimumkarakter heeft en dat wil zeggen dat minimaal de in de cao opgenomen bepalingen moeten worden toegepast. Volgens vaste jurisprudentie (HR 8 april 2011, LJN BP0580) kenmerkt een minimum-cao zich hierin dat collectief is afgesproken dat het de werknemer en de werkgever vrijstaat om voor de werknemer gunstiger individuele afspraken te maken dan die welke reeds gelden op basis van de cao. De uitbetaalde loonsverhoging en eindejaarsuitkering zijn derhalve niet onverschuldigd betaald, waardoor werkgever dit bedrag ten onrechte op de eindafrekening in mindering heeft gebracht.
Met de verrekening van de minuren is niet conform de cao gehandeld. Indien voor het einde van de periode van 26 weken op enig moment te weinig uren worden gewerkt, dan dienen deze uren niet geregistreerd te worden als minuren indien de werknemer nog recht heeft op compensatie naar aanleiding van gewerkte uren op feestdagen. Op grond van artikel 7:628 lid 5 en 7 BW kunnen de minuren aan het einde van het dienstverband niet verrekend worden, omdat de periode van zes maanden is verstreken. De werkgever is uiteindelijk verantwoordelijk voor het aantal uren dat door de werknemer gewerkt wordt. Indien werkgever van mening was dat werkneemster begin 2011 te weinig uren maakte, had het op de weg van werkgever gelegen werkneemster hierop aan te spreken en desnoods te waarschuwen. Hiervan is niet gebleken. De vordering van werkneemster ad € 734,67 bruto wordt toegewezen.