Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Stichting Slachtofferhulp Nederland
Rechtbank Midden-Nederland, 4 januari 2012
ECLI:NL:RBUTR:2012:BU9933

werkneemster/Stichting Slachtofferhulp Nederland

Slachtofferhulp verplicht tot betaling piketdienstvergoeding bij arbeidsongeschiktheid teamleidster. Andere wijze dan naar tijdruimte vastgesteld loon

Werkneemster is sinds 2006 als teamleidster in dienst van de Stichting Slachtofferhulp Nederland (SHN). Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening van toepassing. Werkneemster is van 3 december 2009 tot 2 augustus 2010 arbeidsongeschikt geweest. Uit hoofde van haar functie oefent werkneemster ook piketdiensten (gemiddeld vier per jaar) uit. Als er tijdens de dienst geen oproepen plaatsvinden, wordt alleen een vergoeding betaald voor de bereikbaarheidsdienst. Als er tijdens de dienst daadwerkelijk werkzaamheden moeten worden verricht, dan worden die uren gecompenseerd, in geld en in tijd. Kern van het geschil is of de vergoeding voor de piketdienst bij ziekte doorbetaald dient te worden. Werkneemster beroept zich op de cao en op artikel 7:628 en 7:629 BW.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De voorvraag die behandeld wordt is of de cao de leidraad is aan de hand waarvan, al dan niet via uitleg, een oplossing van het partijen verdeeld houdende meningsverschil kan worden gegeven. Ingevolge het bepaalde in artikel 7:629 BW behoudt de werknemer voor een tijdvak van 104 weken recht op 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon, maar de eerste 52 weken ten minste op het voor hem geldende wettelijke minimumloon. Ingevolge artikel 7:629 lid 8 BW is artikel 7:628 lid 3 BW van overeenkomstige toepassing. Nu tussen partijen vaststaat dat het hier gaat om een andere wijze dan naar tijdruimte vastgesteld loon, is, via de band van lid 8 van artikel 7:629 BW, het bepaalde in artikel 7:628 BW van toepassing (waardoor in het onderhavige geval als loon wordt beschouwd het gemiddelde loon dat werkneemster, indien niet verhinderd, had kunnen verdienen).

Nu evenwel op grond van artikel 7:629 lid 9 BW slechts kan worden afgeweken ten nadele van de werknemer in een bepaald geval dat zich hier niet voordoet, is het bepaalde in artikel 7:628 lid 3 BW van overeenkomstige toepassing, zonder dat zich de mogelijkheid voordoet van het bepaalde in lid 7 van artikel 7:628 BW, te weten dat bij cao ten nadele van de werknemer kan worden afgeweken van artikel 7:628 BW. Immers in artikel 7:629 lid 8 BW wordt die uitzondering van lid 7 van artikel 7:628 BW niet genoemd, omdat de afwijking van de cao onlogisch is als er een nog sterker verbod is opgenomen, te weten een gelimiteerde afwijking ten nadele van de werknemer én in de individuele overeenkomst én in de cao. Het voorenstaande betekent dat niet onderzocht behoeft te worden of de cao tot een slechtere uitkomst leidt dan wat artikel 7:629 lid 8 jo. 628 lid 3 BW oplevert. De discussie over overwerk in de zin van de cao is dus niet relevant. De discussie over de toepasselijkheid van de dagloonregels evenmin. Nu de piketdienst uitdrukkelijk in de arbeidsovereenkomst is opgenomen, behoort de piketdienst tot de bedongen arbeid. Werkneemster heeft derhalve recht op de piketdienstvergoeding. Dat werkneemster maar één keer per kwartaal piketdienst draait, maakt dit niet anders. Volgt toewijzing van de vordering (€ 726,48 bruto).