Rechtspraak
werkgeefster/werknemer
Werknemer is sinds 2000 in dienst als magazijnmedewerker. De directeur heeft bemiddeld bij de verkoop en koop van een auto voor werknemer. Als gevolg van deze bemiddeling ontstaan diverse conflicten, waarbij werknemer de directeur ervan beschuldigd heeft geld in eigen zak te hebben gestoken. Werknemer is op staande voet ontslagen. Dit ontslag is ingetrokken. Thans verzoekt werkgeefster ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsrelatie.
Nu beide partijen het over de verstoorde arbeidsrelatie eens zijn, wordt de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter ontbonden. In het kader van deze ontbindingsprocedure kan niet worden vastgesteld aan wie de verstoring van de arbeidsrelatie in overwegende mate is te wijten. Het lijkt erop dat de directieleden van werkgeefster en werknemer te snel in hun wiek zijn geschoten. Werknemer werkt al 11,5 jaar bij werkgeefster en in zo'n lange periode mag zowel van werkgeefster als werknemer worden verwacht dat zij niet al te ernstige gevolgen verbinden aan een conflict. Nu de verstoorde arbeidsrelatie in de risicosfeer van beide partijen ligt, wordt werknemer een vergoeding met correctiefactor 1 toegekend. Er wordt geen hogere vergoeding ter compensatie voor de fictieve opzegtermijn toegekend, nu deze wordt geacht in de ontbindingsvergoeding te zijn inbegrepen. Niet wordt het standpunt gedeeld dat het salaris over de periode dat werknemer vrijgesteld was te werken, als een vergoeding in de zin van artikel 7:685 lid 8 BW dient te worden beschouwd. Het is een keuze geweest van werkgeefster en de gevolgen daarvan dienen voor haar rekening te blijven.