Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Sport Computer Graphics B.V.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10 januari 2012
ECLI:NL:GHLEE:2012:BV0732

werknemer/Sport Computer Graphics B.V.

Te late loonbetaling tijdens arbeidsconflict, levert mede gezien de sanctie van artikel 7:625 BW geen dringende reden voor de werknemer op. Registratieplicht vakantieverlof werkgever

Werknemer is op 13 oktober 2005 in dienst getreden bij SCG in de functie van medewerker graphics (voor 40 uren per week) tegen een laatstgenoten salaris van € 3.380 bruto per maand. Hij verrichtte zijn werkzaamheden met een hoge mate van zelfstandigheid en verbleef veel in hotels. Vanwege een postnatale depressie van zijn partner heeft werknemer in 2007 enkele maanden thuis verbleven. In juli 2008 heeft SCG het voornemen uitgesproken de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens het grovelijk tekortschieten in de nakoming van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst. In augustus 2008 heeft SCG het verzoek tot ontbinding weer ingetrokken. Werknemer heeft op 6 september 2008 op staande voet ontslag genomen wegens een dringende reden (het telkens te laat betalen van het hem toekomende salaris en de wijze waarop SCG sedert half juli 2008 met hem is omgegaan). Thans vordert werknemer achterstallig loon, uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen en gefixeerde schadevergoeding wegens schadeplichtigheid van SCG.

Het hof oordeelt als volgt. Wat de vakantiedagen betreft, acht het hof de overlegging van de overzichten van SCG voldoende om vast te stellen dat werknemer wel degelijk zijn vakantieverlof heeft genoten. Deze vordering is derhalve terecht afgewezen door de kantonrechter.

Wat de gefixeerde schadevergoeding betreft, oordeelt het hof als volgt. SCG is onder de gegeven omstandigheden jegens werknemer niet schadeplichtig als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 BW. Weliswaar levert het niet voldoen van het loon op de daarvoor bepaalde tijd in beginsel een dringende reden op voor de werknemer om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen (artikel 7:679 lid 2 onder c BW), dat brengt echter niet mee dat elke te late betaling de werkgever ook terstond schadeplichtig maakt. Lid 3 van artikel 7:677 BW vereist immers tevens dat er sprake is van opzet of schuld aan de wederpartij van degene die wegens een dringende reden heeft opgezegd. Feit is dat er medio juli 2008 tussen partijen problemen waren ontstaan, die er in ieder geval toe hebben geleid dat werknemer na 14 juli 2008 feitelijk geen werkzaamheden meer voor SCG heeft verricht. Partijen geven elkaar over en weer de schuld van het ontstaan van die problemen. Werknemer geeft aan dat SCG hem op non-actief heeft gesteld en na 14 juli 2008 niet meer heeft opgeroepen voor het verrichten van werkzaamheden, terwijl SCG benadrukt dat werknemer simpelweg niet meer is komen opdagen. Tegen deze achtergrond heeft SCG het salaris van werknemer over de maand juli 2008 eerst betaald nadat zij daartoe begin augustus was gemaand. Dat SCG vervolgens op 6 september 2008 het salaris over de maand augustus 2008 nog niet had betaald, leverde mogelijk wel een dringende reden voor onverwijlde opzegging op, maar rechtvaardigt, in het licht van de omstandigheden van het geval, waaronder de toen lopende ontbindingsprocedure (het verweerschrift van werknemer dateert van 21 augustus 2008), in ieder geval niet de conclusie dat SCG schadeplichtig is als hiervoor bedoeld. In dat verband merkt het hof nog op dat de primaire sanctie op het niet tijdig betalen van het loon de wettelijke verhoging is als bedoeld in artikel 7:625 BW, die in casu door de kantonrechter ook (zij het in enigszins gematigde vorm) is toegewezen.