Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Midden-Nederland, 17 januari 2012
ECLI:NL:RBZLY:2012:BV1761

werkgeefster/werknemer

Ontbindingsverzoek na afwijzing eerder verzoek. Onzorgvuldig en niet integer handelen werkgeefster door de individuele positie van werknemer tijdens een overleg met de ondernemingsraad aan de orde te stellen. Geen bereidheid tot oplossing. C=2

Werknemer is sinds 2004 in dienst, laatstelijk in de functie van ‘medewerker bedrijfsbureau’. In december 2010 heeft werkgeefster om ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht, omdat werknemer in strijd met de autorisatieregeling een e-mail van de computer van zijn leidinggevende heeft verwijderd. De kantonrechter Zwolle heeft dit verzoek afgewezen. Onder meer is geoordeeld dat het verwijderen van de e-mail het definitief opzeggen van het vertrouwen niet rechtvaardigt. In oktober 2011 heeft mediation plaatsgevonden, hetgeen niet tot een oplossing heeft geleid. Thans verzoekt werkgeefster wederom ontbinding. Gesteld wordt dat de arbeidsrelatie verstoord is gebleven. De bezwaren tegen een samenwerking met werknemer worden in de organisatie breed gedragen. Dit blijkt ook uit een verslag van de ondernemingsraad.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De verwijten omtrent de e-mail en de re-integratie worden niet opnieuw beoordeeld. Er wordt aangesloten bij het oordeel hieromtrent in de eerdere beschikking. Het is in voldoende mate aannemelijk geworden dat na deze beschikking op geen moment bij werkgeefster een bereidheid heeft bestaan om werknemer binnen haar organisatie te laten terugkeren en dat bij al haar inspanningen betreffende werknemer – de mediation daaronder begrepen – alleen zijn vertrek is beoogd. Buiten iedere twijfel moet worden gesteld dat werkgeefster ten onrechte de individuele positie van werknemer tijdens het overleg met de ondernemingsraad aan de orde heeft gesteld en de ondernemingsraad ter zake een standpunt heeft doen innemen; die handelwijze tegenover werknemer kan niet anders dan als niet integer en niet zorgvuldig worden aangemerkt. Er is door het handelen van werkgeefster geen verwachting meer te koesteren van een succesvolle hervatting door werknemer en dito voortzetting van de arbeidsrelatie. De arbeidsovereenkomst wordt derhalve ontbonden. Onmiskenbaar is dat de ontstane verwijdering tussen partijen geheel aan werkgeefster te wijten is en geheel in haar risicosfeer ligt. Volgt ontbinding met C=2.