Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Den Haag, 15 november 2011
ECLI:NL:RBSGR:2011:BV1646

werknemer/werkgever

Voorlopige voorzieningenprocedure leent zich niet voor beoordeling arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Toewijzing loonvordering

Werknemer is in 2009 in dienst getreden als kleermaker. Vanaf juli 2011 heeft werknemer geen salaris meer ontvangen. Hij vordert loon totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. In een aangifte van diefstal bij de politie wordt verklaard dat werknemer op staande voet is ontslagen. Werkgever stelt dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij schrijven van 31 mei 2011 is opgezegd en werknemer derhalve na die datum geen recht meer heeft op loon.

De kantonrechter oordeelt dat tussen partijen vaststaat dat werknemer ook na 31 mei 2011 werkzaamheden voor werkgever heeft verricht, zodat moet worden aangenomen dat werknemer na 31 mei 2011 in dienst is gebleven. Voor de verdere beoordeling van de vordering tot doorbetaling van loon dient de vraag beantwoord te worden of partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zijn overeengekomen. Werknemer heeft namelijk twee arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd overgelegd. De eerste overeenkomst is gesloten voor de periode van 1 februari 2010 tot en met 31 mei 2011. Op deze overeenkomst staan handtekeningen vermeld, waarvan één van werknemer zou zijn. De tweede overeenkomst, die niet ondertekend is, zou zijn gesloten voor de periode van 1 mei 2011 tot en met 31 oktober 2011. Werknemer heeft gesteld dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, die is opgesteld ter verkrijging van de tewerkstellingsvergunning, de tussen partijen geldende overeenkomst is en hij heeft bestreden dat hij de twee contracten voor bepaalde tijd kent, laat staan heeft ondertekend. Zonder nadere bewijslevering, waarvoor de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent, kan niet worden vastgesteld of de stellingen van werknemer juist zijn. De loonvordering wordt toegewezen tot 1 november 2011. De loonvordering over de maanden september 2009 tot en met april 2010 wordt afgewezen, omdat in deze procedure niet kan worden vastgesteld of over deze periode nog een bedrag aan salaris aan werknemer verschuldigd is.