Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21 februari 2012
ECLI:NL:GHLEE:2012:BV6590
werknemer/Personenvervoer Assen B.V.
Werknemer is op 1 juli 2009 als taxichauffeur bij Personenvervoer Assen (hierna: Personenvervoer) in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 1 oktober 2009 voor 24 uur per week. De arbeidsovereenkomst is verlengd per 1 oktober 2009 tot 1 januari 2010 en vervolgens is deze verlengd tot en met 31 juli 2011. In juli 2010 heeft werknemer met de heer X, vestigingsmanager bij Personenvervoer, gesproken over hoe het na 31 juli 2011 zou gaan. X heeft toen gezegd dat werknemer door middel van een payroll-constructie aan het werk zou kunnen blijven. In de eerste week van augustus 2011 heeft werknemer 24 uur gewerkt volgens het rooster. Op of enkele dagen voor 8 augustus 2011 heeft werknemer telefonisch contact gezocht met Personenvervoer en gesproken met mevrouw Y, planner bij Personenvervoer, met de vraag hoe het nu verder met zijn arbeidsovereenkomst ging. Omdat hij in dat gesprek aangaf dat hij niet akkoord ging met de payroll-constructie is hij die dag op non-actief gesteld. Werknemer stelt zich op het standpunt dat sprake is van stilzwijgende verlenging waardoor zijn arbeidsovereenkomst is geconverteerd in een voor onbepaalde tijd.
Het hof oordeelt als volgt. Werknemer miskent dat voordat aan de beantwoording van de vraag of er sprake is van conversie als bedoeld in artikel 7:668a lid 1 sub b BW kan worden toegekomen, allereerst moet worden vastgesteld dat er sprake is van een reeks van meer dan drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Is dat het geval, dan geldt de vierde arbeidsovereenkomst volgens genoemd artikel als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Vast staat dat tussen partijen achtereenvolgens drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd hebben gegolden, de laatste tot en met 31 juli 2011. Vast staat ook dat de arbeidsovereenkomsten alle van rechtswege eindigden na ommekomst van de tijd waarvoor zij waren aangegaan. Of er tussen partijen sprake is van een vierde arbeidsovereenkomst is dus, zoals de kantonrechter terecht heeft geoordeeld, afhankelijk van het antwoord op de vraag of de laatste arbeidsovereenkomst geacht wordt stilzwijgend te zijn voortgezet, als bedoeld in artikel 7:668 lid 1 BW, nu gesteld noch gebleken is dat tussen partijen uitdrukkelijk is overeengekomen het dienstverband na 31 juli 2011 voort te zetten. In dit verband stelt het hof het volgende voorop. Voor de vraag of sprake is van stilzwijgende voortzetting van een arbeidsovereenkomst komt het erop aan of de werknemer op grond van gedragingen van de werkgever heeft mogen aannemen dat de arbeidsovereenkomst na afloop van de bepaalde tijd stilzwijgend werd voortgezet (HR 19 oktober 2007, LJN BA6755). Het hof is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt. Werknemer heeft aangevoerd dat een werkgever die door wil gaan met een werknemer op basis van een payroll-constructie, deze werknemer een duidelijk aanbod zal moeten doen. Het hof begrijpt hieruit dat werknemer meent dat bij gebreke van een dergelijk aanbod, het ervoor moet worden gehouden dat hij in dienst van Personenvervoer is gebleven. Dit is onjuist, omdat de kwestie die werknemer hiermee aan de orde stelt betrekking heeft op de vraag of tussen werknemer en het payroll-bedrijf De Tax een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Het is dus ook niet van belang of tussen partijen overeenstemming bestond over de payroll-constructie. Op werkgever rustte geen extra informatieplicht ex artikel 7:611 BW ter zake de payroll-constructie.