Rechtspraak
werkneemster/werkgever
Werkneemster (56 jaar) is sinds 1998 in dienst in de functie van coupeuse/verkoopster. UWV WERKbedrijf heeft, nadat een eerste verzoek om toestemming is geweigerd, toestemming gegeven om de arbeidsovereenkomst op te zeggen wegens bedrijfseconomische redenen. UWV WERKbedrijf heeft daarbij overwogen dat werkgever de bedrijfsbeëindiging voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Thans vordert werkneemster schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. Zij beroept zich op de valse of voorgewende reden dan wel het gevolgencriterium.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgever heeft aangevoerd dat de onderneming vanwege de gezondheidstoestand van zijn vrouw, die de onderneming feitelijk dreef, gestaakt is. Werkneemster heeft in dit kader onvoldoende onderbouwd dat sprake zou zijn van een valse of voorgewende reden. Ten aanzien van het gevolgencriterium wordt overwogen dat werkgever financieel en bedrijfseconomisch in moeilijk vaarwater verkeerde. Omdat het al een aantal jaar niet goed ging met de onderneming en eerdere maatregelen zoals het aannemen van twee personen die het werk van zijn vrouw over konden nemen onvoldoende – of zelfs een negatief – effect hadden op de bedrijfsresultaten, heeft werkgever zich genoodzaakt gezien de onderneming te beëindigen. In de gegeven omstandigheden, waarbij sprake is van een kleine onderneming met financiële problemen, kan niet worden verwacht, zoals werkgever terecht aanvoert, dat een outplacementtraject wordt aangeboden. Werkgever heeft voorts binnen zijn beperkte mogelijkheden zijn best gedaan werkneemster naar ander werk te bemiddelen. Hij heeft bij collega’s geïnformeerd naar de mogelijkheden om werkneemster in dienst te nemen en toen die aanwezig leken haar op die mogelijkheden gewezen. Werkneemster heeft niets gedaan met de aangedragen suggesties. Het enkele feit dat werkneemster door de beëindiging van de arbeidsovereenkomst aanzienlijk financieel nadeel lijdt, hoe vervelend ook, weegt niet op tegen de bedrijfseconomische belangen van werkgever bij het staken van zijn onderneming en daarmee bij het ontslag van werkneemster. Volgt afwijzing van de vordering.