Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Leeuwarden), 7 maart 2012
ECLI:NL:RBLEE:2012:BV8611
werkgeefster/werkneemster
Werkneemster is als administratief medewerkster in dienst van werkgeefster, een advocate. Werkneemster is vanaf 1 maart 2010 tot heden volledig arbeidsongeschikt in verband met rugklachten. Werkgeefster heeft werkneemster na haar ziekmelding niet aangemeld bij een bedrijfsarts of arbodienst voor het verkrijgen van een oordeel omtrent de arbeidsongeschiktheid. Ook is geen probleemanalyse, een plan van aanpak en/of een eerstejaarsevaluatie opgesteld voor de re-integratie van werkneemster. Na de WIA-aanvraag is werkgeefster een loonsanctie opgelegd. Thans verzoekt werkgeefster ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Zij voert aan dat de nevenvestiging waar werkneemster werkzaam is wordt gesloten wegens bedrijfseconomische redenen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkneemster heeft zich terecht beroepen op het opzegverbod tijdens ziekte ex artikel 7:670 lid 1 sub a jo. lid 10 sub c BW. Werkgeefster heeft in het geheel niet aan haar re-integratieverplichtingen voldaan. Anders dan zij kennelijk meent, is het niet aan haar als werkgeefster om zelfstandig te bepalen of re-integratie, intern of extern, wel of niet mogelijk is. Niet kan worden uitgesloten dat het ontbindingsverzoek verband houdt met de arbeidsongeschiktheid van werkneemster. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou onder deze omstandigheden ook afbreuk doen aan de verplichting van werkgeefster tot re-integratie van werkneemster, al dan niet in het tweede spoor en aan de door het UWV aan werkgeefster opgelegde loonsanctie, zonder dat daarvoor voldoende grond bestaat. Voorts is naar het oordeel van de kantonrechter in het onderhavige geval onvoldoende gebleken van een grond voor ontbinding wegens gewichtige redenen. Er is geen enkel concreet bewijs geleverd van de bedrijfseconomische noodzaak tot beƫindiging van het dienstverband. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.