Rechtspraak
werknemer/werkgeverRechtbank Gelderland, 29 februari 2012
werknemer/werkgever
Bij de eindafrekening van werknemer is een bedrag van € 3.380,75 ingehouden onder de titel ‘studiekosten’. Werknemer vordert betaling van dit bedrag. Hij beroept zich op het onderdeel ‘vergoeding studiekosten’ van het personeelsbeleid dat onderdeel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter stelt voorop dat het onderdeel ‘vergoeding studiekosten’ van het personeelsbeleid lacunes bevat. Ervan uitgaande dat dit onderdeel van toepassing is, is het de vraag of in dit geval is voldaan aan de eisen van het arrest van de Hoge Raad inzake Muller/Van Opzeeland (NJ 1983, 796).
Werkgever heeft gesteld dat de vergelijking niet opgaat, omdat het hier gaat om eigenlijke studiekosten en het arrest loonkosten betrof. Werkgever beroept zich op het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 22 maart 2011 (AR 2011-0381). In dat geval ging het om studiekosten die door de werkgever werden voldaan in de vorm van een lening aan een advocaat-stagiaire. Overigens, als men ervan uitgaat dat het hof wel degelijk bedoelt dat het arrest Muller/Van Opzeeland geen betrekking kan hebben op studiekosten in enge zin, dan snijdt dat standpunt geen hout. Verwezen kan worden naar de noot van Zondag onder een eerder arrest van het Gerechtshof Den Haag (JIN 2009/395) en naar Arbeidsrechtelijke Themata 2010, p. 232 e.v. Het gaat om een soms forse opleidingsschuld waarbij het voor de werknemer noch voor de werkgever uitmaakt of het om loonkosten dan wel studiekosten in enge zin gaat.
Werkgever heeft op zichzelf terecht erop gewezen dat de afbouwregeling met betrekking tot de terugbetaling in overeenstemming is met het arrest Muller/Van Opzeeland. De crux zit hem in dit geval in een extra overweging van de Hoge Raad die letterlijke citering verdient: ‘Bovendien zal, wil een zodanige regeling – zoals in het onderhavige geval – bij beëindiging van de dienstbetrekking binnen een bepaalde tijd na afloop van de studie een verplichting tot terugbetaling van de reeds gedurende de studieperiode ontvangen loonbedragen meebrengen, deze voor de werknemer zo ernstige consequentie duidelijk aan hem moeten zijn uiteengezet.’
Gesteld noch gebleken is dat werkgever werknemer heeft gewezen op de consequenties van het volgen van de opleiding voor wat betreft de verplichting tot eventuele terugbetaling. Anders dan werkgever heeft betoogd, kan het wel degelijk verschil maken of de werkgever de werknemer verplicht een opleiding te volgen. In zo’n geval zal, ook wanneer de werknemer zelf ontslag neemt, weinig ruimte zijn voor toepassing van een algemene terugbetalingsregeling, tenzij in de individueel gesloten studieovereenkomst deze regeling expliciet is. Ook kan de hoogte van het terug te betalen bedrag wel degelijk leiden tot klaarblijkelijke onevenredigheid tussen de belangen van werkgever en werknemer. Volgt toewijzing van de vordering.