Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/NV
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 6 maart 2012
ECLI:NL:RBBRE:2012:BV9377

werkneemster/NV

Vernietiging opzegging slechts met het doel om ontbindingsvergoeding te kunnen claimen. Kennelijk-onredelijkontslagprocedure is aangewezen route. Afwijzing voorwaardelijk ontbindingsverzoek

Werkneemster is sinds 1996 in dienst van een NV, laatstelijk in de functie van medewerkster externe incasso. Zes vennoten zijn het kantoor NeXT Advocaten begonnen. Werkneemster verrichtte voornamelijk werkzaamheden voor een van de vertrokken vennoten. De NV stelt dat sprake is van overgang van onderneming en dat werkneemster in dienst is van NeXT Advocaten. Werkneemster heeft de NV gesommeerd haar weer tot de bedongen werkzaamheden toe te laten, hetgeen de NV heeft geweigerd. De NV heeft UWV WERKbedrijf voorwaardelijke toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst verzocht. Nadat op 7 november 2011 toestemming voor opzegging is verleend, heeft de NV de arbeidsovereenkomst op 10 november 2011 tegen 29 februari 2012 opgezegd. Werkneemster heeft zich op de vernietigbaarheid van de opzegging beroepen, nu zij op de OR-kandidatenlijst is geplaatst. Zij heeft een procedure aanhangig gemaakt. Thans verzoekt werkneemster voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor het geval komt vast te staan dat geen sprake is van overgang van onderneming en zij zich terecht heeft beroepen op de vernietigbaarheid van de opzegging.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De omstandigheid die werkneemster aan haar ontbindingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, te weten de constatering dat de NV haar als medewerkster binnen het bedrijf niet langer tolereert, hetgeen evident een vruchtbare terugkeer van werkneemster binnen de organisatie van de NV blokkeert, deed zich reeds voor op het moment dat de NV de ontslagvergunning (voor zover vereist) voor werkneemster verkreeg en daarvan gebruikmaakte. Van een verandering in omstandigheden is geen sprake. Hetgeen primair door werkneemster beoogd wordt met het onderhavige ontbindingsverzoek – een einde van de arbeidsovereenkomst – was immers ook al bereikt door de opzegging van de arbeidsovereenkomst met gebruikmaking van de ontslagvergunning door de NV, terwijl de omstandigheden nadien niet gewijzigd zijn. De vernietiging van de opzegging, waarvoor geen juridische verplichting bestaat, is in dit geval door werkneemster kennelijk alleen maar ingeroepen om op die manier een door haarzelf te entameren ontbindingsprocedure mogelijk te maken teneinde in die procedure een vergoeding te kunnen claimen gebaseerd op de kantonrechtersformule. Het ontbindingsverzoek wordt afgewezen.

Het had na de gebruikmaking van de verleende ontslagvergunning voor de hand gelegen c.q. ligt na de afwijzing van het onderhavige ontbindingsverzoek nog steeds voor de hand dat werkneemster de vraag of zij aanspraak kan maken op een vergoeding ter zake van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de door de NV gedane opzegging, aanhangig maakt in een kennelijk-onredelijkontslagprocedure. Ten overvloede wordt overwogen dat van een overgang van onderneming vooralsnog niet is gebleken. De NV heeft haar standpunt in dat opzicht volstrekt onvoldoende onderbouwd. Het mondelinge voorwaardelijk tegenverzoek van de NV is pas aan het eind van de zitting gedaan en wordt afgewezen.