Rechtspraak
Goldewijk Personeel B.V./werknemer
Goldewijk is een groot bouwbedrijf. Wegens bedrijfseconomische redenen (derde jaar op rij fors verlies) verzoekt Goldewijk collectief ontslag van ruim 99 werknemers. Er is melding gedaan bij het UWV conform de WMCO. Overleg met de vakbonden heeft niet tot een sociaal plan geleid. In deze zaak gaat het om een werknemer (48 jaar) die sinds 21 september 1998 in dienst is van Goldewijk. Hij is in het kader van de voorgenomen reorganisatie ingedeeld in de functiegroep Timmerman 1. Goldewijk heeft verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 april 2012 te ontbinden wegens gewichtige redenen, gelegen in veranderingen in de omstandigheden, met toekenning aan werknemer van een outplacementvoorziening tot een bedrag van € 2.500 exclusief btw en een vergoeding van door werknemer daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten tot een bedrag van € 400 exclusief btw.
De kantonrechter oordeelt als volgt. In de praktijk plegen collectieve beëindigingsverzoeken door de werkgever aan UWV te worden voorgelegd. Dergelijke verzoeken kunnen ook aan de kantonrechter worden gedaan, die bij de beoordeling niet rechtstreeks is gebonden aan het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA) en de daarop gebaseerde nadere regelgeving (Ontslagbesluit). De opgeworpen verweren, inhoudend dat de ontbindingsverzoeken niet aan de criteria voldoen die UWV stelt bij het in behandeling nemen van aanvragen voor toestemming voor het beëindigen van de arbeidsovereenkomst, worden daarom verworpen. Wel komt bij de beoordeling van een collectief ontbindingsverzoek reflexwerking toe aan de beleidsregels die door UWV worden gehanteerd bij de toetsing van collectieve ontslagen. Bedoelde reflexwerking komt erop neer dat bij de beoordeling door de kantonrechter van een collectief ontbindingsverzoek in beginsel aan dezelfde materiële bepalingen getoetst dient te worden als bij een collectief ontslag dat ter toetsing aan UWV is voorgelegd.
Bij een collectief ontbindingsverzoek dient – per bedrijfsvestiging – te worden getoetst aan het afspiegelingsbeginsel als neergelegd in artikel 4:2 Ontslagbesluit. Een zorgvuldige toepassing van het afspiegelingsbeginsel vormt een belangrijk punt bij de toetsing van een collectief beëindigingsverzoek en is dus ook hier voor de beoordeling van wezenlijk belang. Werknemer is door Goldewijk ingedeeld in de categorie Timmerman 1. Een aantal van de door Goldewijk ingediende ontbindingsverzoeken betreffende werknemers in de functiegroep Timmerman/Metselaar van de vestiging Doetinchem is afgewezen. Betreffende werknemers hebben aangegeven dat zij in de functiegroep Timmerman 1 hadden moeten worden ingedeeld en Goldewijk heeft voor die werknemers onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij op goede gronden voor de afspiegeling in de functiegroep Timmerman/Metselaar zijn ingedeeld. Dit betekent dat de functiegroep Timmerman 1 groter is geworden dan waarvan Goldewijk bij de afspiegeling is uitgegaan en dit brengt weer mee dat het afspiegelingsbeginsel in deze groep mogelijk niet correct is toegepast. Het ligt niet op de weg van de rechter om bij geconstateerde tekortkomingen dan wel onvoldoende inzicht in de juistheid van de toepassing van het afspiegelingsbeginsel, alsnog zelf na te gaan hoe de afspiegeling moet worden toegepast op het ingediende verzoek. Het verzoek zal daarom, nu (vooralsnog) niet is gebleken dat werknemer op grond van het afspiegelingsbeginsel voor ontslag in aanmerking komt, thans worden afgewezen.