Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/V.O.F. Miró c.s.
Rechtbank Rotterdam, 12 april 2012
ECLI:NL:RBDOR:2012:BW2572

werknemer/V.O.F. Miró c.s.

Uitleg grove schuld en verwijtbare nalatigheid bij ontstaan arbeidsongeschiktheid in kader van suppletie in cao. Vereist is dat werknemer anders had kunnen en moeten handelen

Vervolg AR 2012-0371. In geschil is of ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid van werknemer sprake is van grove schuld en/of verwijtbare nalatigheid in de zin van artikel 19 lid 2 sub b van de cao. Miró stelt dat werknemer tijdens een ruzie waarbij werknemer onder invloed van alcohol was opzettelijk met zijn hand op een muur heeft geslagen om zijn agressie bot te vieren. Een aantal maanden hierna is werknemer terwijl zijn pols nog niet volledig hersteld was op wintersportvakantie gegaan. In beide gevallen is volgens Miró sprake van grove schuld en/of verwijtbare nalatigheid.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Uitleg van een cao geschiedt conform de cao-norm. De term ‘verwijtbaar’ duidt taalkundig gezien op ‘door eigen toedoen’ en de term ‘nalatig’ duidt taalkundig op ‘niet doend wat men zou moeten doen’. Om te kunnen aannemen dat de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van verwijtbare nalatigheid van de werknemer is dan ook vereist dat sprake moet zijn van een arbeidsongeschiktheid door toedoen van de werknemer veroorzaakt in een situatie waarin hij anders had kunnen en moeten handelen.  Tijdens de ruzie had werknemer anders kunnen en moeten handelen. Werknemer maakt daarom over deze periode van arbeidsongeschiktheid geen aanspraak op de suppletie uit de cao. Voor de periode van arbeidsongeschiktheid als gevolg van het wintersportongeval maakt werknemer wel aanspraak op de suppletie. Werknemer heeft van tevoren zijn behandelend arts geconsulteerd, die hem vervolgens niet heeft ontraden op wintersportvakantie te gaan. Niet is gesteld of gebleken dat werknemer niet op het oordeel van de arts had mogen vertrouwen. Voor het bepalen van de omvang van de bedongen arbeid wordt uitgegaan van een referteperiode van 12 maanden, omdat in de zomermaanden en vanwege een reorganisatie in de keuken meer oproepkrachten nodig waren.