Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer c.s./VEC BV c.s.
Rechtbank Midden-Nederland, 21 maart 2012

werknemer c.s./VEC BV c.s.

Ongewijzigde instandhouding pensioenregeling ABP uit CAO Capability na faillissement werkmaatschappij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Nieuwe pensioenregeling Zwitserleven is redelijk alternatief, mede doordat werknemers een compensatieregeling is aangeboden

Werknemer c.s. zijn in dienst geweest van vennootschappen behorende tot de Capability Groep Oud. Alle medewerkers zijn bij het ABP aangemeld als deelnemer van de pensioenregeling van het ABP. Deze regeling betreft een middenloonregeling. Het ABP kent tevens een FPU-regeling. Als gevolg van het faillissement van Capability BV heeft het ABP de aansluitingsovereenkomst als beëindigd beschouwd. Werknemers waren op dat moment in dienst van VEC. De niet gefailleerde werkmaatschappijen behorende tot de Capability Groep Oud hebben een door ABP aangeboden nieuw aansluitingscontract geweigerd. De Capability Groep Oud heeft uiteindelijk voor de pensioenregeling van Zwitserleven gekozen. Werknemers vorderen thans vergoeding van pensioenschade, doordat zij geen gebruik kunnen maken van de FPU-regeling. Zij stellen dat de pensioenregeling bij ABP een arbeidsvoorwaarde is, die niet eenzijdig mag worden gewijzigd.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Er is geen eenzijdig wijzigingsbeding overeengekomen. In dit geval slaagt het beroep op artikel 6:248 lid 2 BW. Ongewijzigde instandhouding van de pensioenregeling uit de van toepassing zijnde CAO Capability is naar maatstaven van redelijkheid onaanvaardbaar. Het ABP heeft aan de nieuw aangeboden aansluitingsovereenkomst de voorwaarde verbonden dat een nettobedrag van € 625.000 volledig zou worden voldaan. VEC en Galliata hebben aannemelijk gemaakt dat de Capability Groep Oud hier financieel niet toe in staat was. Verder blijkt uit de stukken dat ABP niet bereid zou zijn geweest de werkmaatschappijen afzonderlijk een aansluitingscontract aan te bieden tegen betaling van een deel van de vordering van het ABP. De pensioenregeling bij Zwitserleven kan worden aangemerkt als redelijk alternatief voor de pensioenregeling bij het ABP, welk alternatief door werknemers diende te worden aanvaard. Werknemers zijn medio 2007 in de gelegenheid gesteld om hun FPU-rechten uit te oefenen. Hiervan hebben zij geen gebruik gemaakt. Bovendien bestond er voor medewerkers een compensatieregeling indien zij konden aantonen er door de nieuwe pensioenregeling op achteruit te gaan. Volgt afwijzing van de vorderingen.