Rechtspraak
werknemer/Stichting Paradiso Amsterdam
Werknemer is als portier in dienst van Paradiso. Hij vordert voor recht te verklaren dat Paradiso in strijd met het goed werkgeverschap handelt door hem minder te betalen dan een collega. Hij vordert betaling van het verschil in beloning.
De kantonrechter is met Paradiso van oordeel dat in dezen niet gebleken is van een onderscheid dat, behoudens een eventuele rechtvaardigingsgrond, verboden is op grond van de Algemene wet gelijke behandeling. Desalniettemin kan dan, met een beroep op artikel 7:611 BW, in combinatie met artikel 1 Grondwet, artikel 26 IVBPR en artikel 14 EVRM, toch nog sprake zijn van een niet-toegestane vorm van ongelijke behandeling. Allereerst is daartoe nodig dat sprake is van gelijke gevallen. De kantonrechter is van oordeel dat dat het geval is. Voorts dient beoordeeld te worden of de handelwijze van Paradiso naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Voor de beoordeling hiervan is inzicht in de salarisopbouw van de collega noodzakelijk. Nu Paradiso beschikt over de informatie die vergelijking van de salariëring tussen werknemer en zijn collega mogelijk maakt, en werknemer niet, beveelt de kantonrechter Paradiso een zodanige inzage te geven in de salarisbetalingen aan de collega, dat deze vergeleken kunnen worden met die van werknemer. Het goed werknemerschap brengt overigens, naar analogie van artikel 7:619 lid 4 BW, met zich dat werknemer strikt vertrouwelijk met die aan hem ter beschikking te stellen gegevens dient om te gaan. De zaak wordt aangehouden.