Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Jede Benelux BV
Rechtbank Midden-Nederland, 2 mei 2012
ECLI:NL:RBUTR:2012:BW6855

werknemer/Jede Benelux BV

Afwijzing vordering uitbetaling opgebouwde vakantiedagen tijdens arbeidsongeschiktheid. Richtlijnconforme uitleg artikel 7:635 lid 4 (oud) BW leidt tot uitleg contra legem

Werknemer is van 1 november 1995 tot 31 oktober 2009 in dienst geweest van Jede Benelux in de functie van managing director. Vanaf 31 oktober 2007 is werknemer arbeidsongeschikt geweest. Bij het einde van het dienstverband is werknemer een vergoeding uitgekeerd berekend over de laatste zes maanden van het dienstverband overeenkomstig het tot 1 januari 2012 van kracht zijnde artikel 7:635 lid 4 BW. Werknemer vordert uitbetaling van veertig vakantiedagen, derhalve de minimumaanspraak van vier weken gedurende de periode dat hij in dienst van Jede Benelux ziek is geweest. Hij beroept zich op artikel 7 van Richtlijn 2003/88/EG en het arrest Schultz/Hoff, waaruit volgt dat ook (langdurig) zieke werknemers jaarlijks een recht op ten minste vier weken minimumvakantie met behoud van loon hebben.

De kantonrechter stelt vast dat, gelijk het Hof Amsterdam in haar arrest van 10 november 2009 (zie AR 2009-0899) deed, werknemer op grond van de richtlijn en het Schultz/Hoff-arrest recht zou hebben op uitbetaling van veertig vakantiedagen in plaats van de 12,5 uitbetaalde dagen. Het oude artikel 7:635 lid 4 BW was derhalve in strijd met de richtlijn waarop het Schultz/Hoff-arrest berust. Aan werknemer komt evenwel geen rechtstreeks beroep op de richtlijn toe, omdat richtlijnen in beginsel alleen lidstaten binden. De kantonrechter is van oordeel dat een richtlijnconforme uitleg van artikel 7:635 lid 4 (oud) BW niet mogelijk is gelet op het feit dat er blijkens de tekst van dat artikel een expliciete uitzondering is gemaakt op de algemene regel van artikel 7:634 lid 1 BW dat de werknemer recht geeft op vakantie van ten minste vier maal de overeengekomen arbeidsduur per week. Een richtlijnconforme uitleg zou leiden tot een uitleg contra legem. In het feit dat een wetswijziging noodzakelijk was om de Nederlandse wet in overeenstemming met de richtlijn te brengen, ziet de kantonrechter een bevestiging van de constatering dat een richtlijnconforme uitleg van artikel 7:635 lid 4 BW niet mogelijk is. Volgt afwijzing van de vordering.