Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 19 juni 2012
ECLI:NL:GHSHE:2012:BW9100
werknemer/werkgever Recycling B.V.
Werknemer is sinds 1992 in dienst van werkgever als productiemedewerker. Op 2 maart 2010 is hij op staande voet ontslagen omdat hij meermalen bedrijfseigendommen van werkgever (te weten: oud ijzer) zou hebben verkocht aan derden en de opbrengsten zelf zou hebben achtergehouden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat op werknemer de bewijslast rust aan te tonen dat het verhandelde ijzer niet van werkgever was, maar van Las & Montageen. Omdat werknemer niet geslaagd was in het leveren van bewijs, werd het ontslag op staande voet rechtsgeldig geoordeeld.
Het hof oordeelt als volgt. De bewijslast van de aanwezigheid van de dringende reden rust op degene die de arbeidsovereenkomst wegens die dringende reden heeft beëindigd, in dit geval dus op werkgever. Voor omkering van de bewijslast, in die zin dat werknemer zou hebben te bewijzen dat er géén dringende reden voor het hem gegeven ontslag was, acht het hof geen grond aanwezig. Naar het oordeel van het hof kan op basis van de inhoud van het procesdossier niet worden geconcludeerd dat werkgever heeft bewezen dat werknemer zich op 2 maart 2010 heeft schuldig gemaakt aan diefstal van bedrijfseigendommen van werkgever. Niet in geschil is dat werknemer ten eigen bate materialen aan Metaal B.V. heeft verkocht. Uit de verklaringen van de getuigen A., C. en B. volgt evenwel niet dat zij hebben waargenomen dat werknemer met materialen van werkgever het terrein van werkgever heeft verlaten. Volgens werknemer verdiende hij bij door materiaal van Las & Montageen te verkopen, onder andere aan Metaal B.V. Dit is niet onaannemelijk. De loonvordering van werknemer wordt alsnog toegewezen.