Rechtspraak
werknemer/Ormit BV
Ormit heeft de medezeggenschap in haar onderneming vorm gegeven door middel van de Raad van Medewerkers (RvM) en een met de RvM gesloten convenant. In het convenant is bepaald dat de RvM over ten minste dezelfde rechten en verplichtingen beschikt als die aan een ondernemingsraad toekomen ingevolge de WOR. Werknemer verzoekt te bepalen dat Ormit verplicht is een ondernemingsraad in te stellen. Ormit stelt dat het verzoek tot instelling van een OR, dat volgens haar pas is ingediend nadat de onderhandelingen vanwege een arbeidsconflict tussen werknemer en Ormit waren mislukt, moet worden bezien in de context van dat arbeidsconflict.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Vast staat dat bij Ormit meer dan 50 personen werkzaam zijn, zodat zij op grond van artikel 2 WOR verplicht is een ondernemingsraad in te stellen. Het betoog van Ormit dat erop neer komt dat werknemer misbruik maakt van recht treft geen doel. Werknemer is een belanghebbende als bedoeld in artikel 36 WOR. Het enkele feit dat zijn dienstverband binnen een halfjaar eindigt, maakt niet dat hij geen gebruik zou mogen maken van de hem op grond van dit artikel toekomende bevoegdheid. Er kan slechts sprake zijn van misbruik van deze bevoegdheid indien werknemer daarvan gebruik heeft gemaakt met geen ander doel dan Ormit te schaden. Het enkele feit dat sprake is van een arbeidsconflict tussen werknemer en Ormit is onvoldoende voor deze conclusie.
De kantonrechter is er niet van overtuigd dat het convenant voldoende waarborgen biedt dat meningsvorming en besluitvorming door de RvM onafhankelijk van het bestuur kan plaatsvinden, zoals de WOR vereist. Bovendien is in het convenant niet de in artikel 30 WOR neergelegde adviesbevoegdheid geregeld. Nu het convenant niet voldoet aan hetgeen in de WOR is geregeld ten aanzien van de inrichting van een medezeggenschapsorgaan, wordt de vordering van werknemer toegewezen. De door werknemer op grond van artikel 22 WOR gevorderde proceskosten worden afgewezen. In artikel 22 WOR is omschreven welke kosten van de ondernemingsraad en de commissies van de ondernemingsraad voor vergoeding in aanmerking komen. Voor vergoeding van kosten gemaakt door een individueel lid van de ondernemingsraad of een individuele werknemer biedt dit artikel geen grondslag.