Naar boven ↑

Rechtspraak

EELC 2012/15 (Ferrotron/Klarenberg)
Internationaal overig, 13 oktober 2011

EELC 2012/15 (Ferrotron/Klarenberg)

Vervolg Klarenberg/Ferrotron. Klarenberg niet mee over, omdat voor de overgang geen sprake was van een zelfstandige economische activiteit. EELC 2012/15

Deze uitspraak is een vervolg op de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) in de zaak Klarenberg (12 februari 2009, zaak C-466/07, JAR 2009/92 en AR 2009-0161). Zij betreft een vordering ingesteld door de heer Klarenberg, die hoofd was van een afdeling van ET Electrotechnology GmbH (‘ET’). Eind 2005 verkocht ET de octrooien, merken, know-how, software, leveranciers- en klantenlijsten, ontwikkelingshardware en inventaris van het productiemateriaal met betrekking tot zes door de afdeling van Klarenberg ontwikkelde meet- en regelproducten aan de firma Ferrotron en haar Amerikaanse moedermaatschappij. Bij die gelegenheid traden vier van de 13 werknemers van Klarenbergs afdeling, te weten de tweede man en drie technici, in dienst van Ferrotron. Klarenberg stelde dat de transactie moest worden aangemerkt als overgang van een onderneming(sonderdeel) en dat ook hij een werknemer van Ferrotron was geworden. Zijn vordering tegen Ferrotron werd in eerste instantie afgewezen, maar in hoger beroep stelde het betrokken Landesarbeitsgericht een prejudiciële vraag, die het HvJ EG als volgt beantwoordde: ‘Artikel 1, lid 1, sub a en b van richtlijn 2001/23 […] dient aldus te worden uitgelegd dat deze richtlijn eveneens kan worden toegepast in een situatie waarin het overgedragen onderdeel […] niet als organisatorische eenheid blijft bestaan op voorwaarde dat de functionele band tussen de verschillende overgegane productiefactoren wordt gehandhaafd en deze de verkrijger de mogelijkheid biedt om deze productie-factoren te gebruiken om dezelfde of een soortgelijke economische activiteit voort te zetten […].’ Aan de hand van dit antwoord wees het Landesarbeitsgericht de vordering van Klarenberg toe. Ferrotron stelde beroep in bij het Bundesarbeitsgericht (BAG), die de aangevallen uitspraak vernietigde op de grond dat er vóór de verkooptransactie, dus bij ET, niet één afdeling was die zich bij uitsluiting met de verkochte activiteiten en activa bezighield. Er was ook geen groep van werknemers die hierbij was betrokken, de vier door Ferrotron overgenomen werknemers hadden zich namelijk ook met de ontwikkeling van andere producten beziggehouden. Of Ferrotron wel of niet de betrokken activiteiten en producten als één economische eenheid bij elkaar bracht is niet relevant, aldus het BAG. Aan die vraag komt men immers niet toe nu er vóór de transactie bij ET geen als zodanig herkenbare economische activiteit was.