werknemer/Whisper Power B.V.

Werknemer is sinds 1 april 2010 in dienst van Whisper Power, in de functie van algemeen verkoopleider/internationaal sales manager. In de arbeidsovereenkomst is een winstdelingsregeling opgenomen. Whisper Power heeft in januari 2012 aan werknemer te kennen gegeven dat zij in verband met liquiditeitsproblemen niet in staat is om de overeengekomen bonus voor het jaar 2011 te betalen. Na tussenkomst van de moedermaatschappij is het eerste deel van de bonus betaald. In juni 2012 heeft Whisper Power bericht dat het tweede deel van de bonus voorlopig niet wordt uitbetaald, omdat de daadwerkelijk gerealiseerde omzet veel lager blijkt uit te vallen. Per 23 juli 2012 is werknemer vrijgesteld van werkzaamheden. Thans vordert werknemer betaling van de bonus en wedertewerkstelling.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het spoedeisend belang bij de gevorderde betaling van de bonus is door werknemer voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt, zodat zijn vordering reeds daarop strandt. Werknemer heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld, waaruit kan worden afgeleid dat het door Whisper Power betaalde loon onvoldoende is om in zijn levensonderhoud te (kunnen) voorzien en dat hij in dat kader óók zijn bonus zou moeten aanwenden. Niet aannemelijk is dat hij, zoals hij stelt, zijn boot in de verkoop heeft moeten doen omdat de bonus niet tijdig is uitbetaald.

Indien er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat werknemer een spoedeisend belang heeft bij uitbetaling van de bonus, is met de overgelegde stukken onvoldoende aannemelijk gemaakt dat werknemer daadwerkelijk recht heeft op betaling van de door hem gestelde bonus van € 70.000 bruto over het jaar 2011. Daarnaast biedt de aanstellingsbrief geen steun voor de stelling van werknemer dat de bonus dient te worden berekend over de gefactureerde omzet en niet over de gerealiseerde omzet. Hoewel Whisper Power geen zwaarwegende grond heeft voor schorsing van werknemer, wordt de vordering tot wedertewerkstelling afgewezen. Whisper Power heeft een ontbindingsverzoek ingediend en er dient ernstig rekening mee te worden gehouden dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding tussen partijen. Het antwoord op de vraag aan wie deze vertrouwensbreuk te verwijten valt, is in dit kort geding niet relevant en dient in de ontbindingsprocedure aan de orde te komen. Volgt afwijzing van de vorderingen.