Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2 oktober 2012
ECLI:NL:GHLEE:2012:BX9186
werknemer/ V.O.F. De Daaldersplaats c.s.
Werknemer (34 jaar) is op 10 augustus 2002 als kok in dienst getreden bij De Daaldersplaats. Hij heeft de arbeidsovereenkomst tegen 1 november 2009 opgezegd. De Daaldersplaats heeft ontvangst van deze opzegging bevestigd in een brief van 14 augustus 2009, waarin staat dat 31 oktober 2009 de laatste werkdag zal zijn. Werknemer heeft deze brief voor akkoord getekend. Werknemer was voornemens een eigen restaurant te beginnen. Dat plan is niet doorgegaan. Hij is ook na 31 oktober 2009 bij De Daaldersplaats werkzaam gebleven. Na 21 februari 2011 heeft hij feitelijk niet meer bij De Daaldersplaats gewerkt. Op 16 maart 2011 heeft werknemer De Daaldersplaats aangeschreven, stellende dat hem nietig ontslag is aangezegd. De Daalderplaats heeft twee ondertekende documenten in het geding gebracht waaruit zou blijken dat partijen steeds een verlenging van de einde datum zijn overeengekomen (eerst per 1 maart 2010 en later per 1 maart 2011). De kantonrechter heeft overwogen dat de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2011 met wederzijds goedvinden is geƫindigd.
Het hof oordeelt als volgt. Niet valt in te zien waarom goed werkgeverschap vereist dat een werkgever altijd en zonder meer bereid moet zijn een opzegging door een werknemer, die daar achteraf spijt van krijgt, als niet-gedaan te beschouwen. Voor zover werknemer bedoelt te verwijzen naar jurisprudentie waaruit volgt dat een werkgever dient te onderzoeken of een werknemer, die bijvoorbeeld in een vlaag van woede ontslag neemt, dat ontslag werkelijk heeft gewild en gelegenheid moet bieden daarop terug te komen, ziet werknemer over het hoofd dat hij niet heeft gesteld dat zijn opzegging en de bevestiging daarvan, niet met zijn wil correspondeerde en dat De Daaldersplaats dat had moeten begrijpen. Het gaat er derhalve om of De Daaldersplaats vervolgens, na rechtsgeldige opzegging door werknemer, tweemaal uitstel mocht geven van de laatste werkdag, waarbij de arbeidsovereenkomst automatisch op de voor het einde bepaalde datum zou aflopen. Naar het oordeel van het hof is dit uitstel gerechtvaardigd en staat het niet op gespannen voet met de Ragetlie-regel. Voorts getuigt het juist van goed werkgeverschap dergelijke afspraken op schrift te stellen. De vorderingen van werknemer falen derhalve.