Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 8 juli 2012
ECLI:NL:RBMID:2012:BX5083
Roompot Recreatie B.V./werkneemster
Werkneemster heeft twee cosmetische behandelingen aan haar gelaat ondergaan. Op grond van artikel 96 Rv leggen partijen aan de kantonrechter voor of sprake is van ziekte in de zin van artikel 7:629 BW en of de ziekte opzettelijk is veroorzaakt.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Tijdens het ondergaan van een cosmetische ingreep is er in ieder geval nog geen sprake van ziekte, ervan uitgaande dat bij het ontbreken van een medische noodzakelijkheid, de wens tot verfraaiing van het uiterlijk de reden was om tot een cosmetische ingreep te komen. De vraag is of de herstelperiode na een cosmetische ingreep gelijk te stellen is aan ziekte. Indien een werknemer in de herstelperiode verhinderd is de arbeid te verrichten ten gevolge van zijn lichamelijke toestand is er volgens de wet sprake van ziekte. Artikel 7:629 lid 1 BW maakt geen onderscheid naar de aard en oorzaak van de ziekte.
De ziekte is door opzet van de werknemer veroorzaakt, indien de werknemer zeker weet dat hij na de ingreep een bepaalde periode niet in staat zal zijn de bedongen arbeid te verrichten. Er is dan sprake van het zogenoemde zekerheidsbewustzijn van de werknemer dat hij door ziekte verhinderd zal zijn de bedongen arbeid te verrichten gedurende de periode van herstel. Dit zekerheidsbewustzijn is aan te merken als opzet. Een uitzondering op het opzet van de werknemer kan bestaan indien er complicaties optreden die niet behoren bij een normaal te verwachten herstel. Het enkele feit dat voor de operaties, naar de mening van de werkgever, geen medische of psychische noodzaak zou hebben bestaan, hoeft de werknemer er niet van te weerhouden om de operaties (in de vrije tijd) te ondergaan en leidt er in ieder geval niet toe dat niet voorziene en niet gewilde gevolgen van de operaties kunnen worden gekwalificeerd als zijnde opzettelijk veroorzaakt in de zin van artikel 7:629 lid 3 BW.
Tussen partijen is in geschil of er een medische noodzaak was voor de cosmetische ingreep. De kantonrechter kan daarom (nog) geen oordeel geven omtrent de vraag of er sprake is van een loondoorbetalingsverplichting. Aangezien de kantonrechter in algemene zin niet kan beslissen op de vragen die partijen gesteld hebben, maar slechts in dit concrete geval een beslissing kan nemen, worden partijen in de gelegenheid gesteld hun vragen nader te formuleren.