Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16 oktober 2012
ECLI:NL:GHARN:2012:BY0603
Coöperatieve Vereniging ‘Sneltaxi Amsterdam’ U.A./Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg
Sneltaxi oefent sinds 1987 een taxibedrijf uit. In 2007 bericht het Bpf Beroepsvervoer dat ondanks herhaald verzoek, Sneltaxi niet de noodzakelijke informatie heeft verschaft voor het vaststellen van de premies ter zake van de aldaar werkzame (18) personen. Het Bpf Beroepsvervoer heeft vervolgens ambtshalve de premies vastgesteld op € 800.000 (voor de jaren 2004-2007). Sneltaxi heeft geen gehoor geven aan deze betalingsverplichting. In 2009 bericht Sneltaxi onder meer dat zijn werknemers niet wensen deel te nemen aan dit pensioen en derhalve ook geen premies betaald zullen worden. Het Bpf Beroepsvervoer heeft een verklaring voor recht gevorderd dat Sneltaxi onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds valt en derhalve betalingsplichtig is. De rechtbank heeft de vordering toegewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Sneltaxi heeft niet gegriefd tegen de verklaring voor recht, zodat in hoger beroep vaststaat dat Sneltaxi onder de werkingssfeer van Bpf Beroepsvervoer valt en verplicht dient deel te nemen. Voorts is gesteld noch gebleken dat vrijstelling van de verplichtstelling is gevraagd en verleend. Voor wat de hoofdsom betreft, oordeelt het hof als volgt. Voor zover Sneltaxi in de toelichting op de grief ageert tegen de ‘volstrekt onduidelijke wijze’ waarop de premievaststelling heeft plaatsgevonden, ziet zij over het hoofd dat zij op grond van artikel 4 van de Wet Bpf 2000 als werkgeefster verplicht is de statuten, reglementen en de daarop gebaseerde besluiten van het bestuur van het bedrijfstakpensioenfonds na te leven. Ingevolge artikel 4.1 van het Uitvoeringsreglement rust op Sneltaxi de verplichting om alle werknemers die onder de verplichte deelneming vallen, aan te melden en daarvan bepaalde gegevens te verstrekken, zoals de in het vierde lid van dit artikel genoemde gegevens (o.a. naam, adres, geboortedatum, burgerservicenummer en salarisgegevens). Met de brief in 2007 is aan Sneltaxi duidelijk te verstaan gegeven wat het gevolg is van haar weigering dergelijke gegevens te verschaffen, en hoe zij dient te handelen om aangepaste nota’s te verkrijgen. Dat alles heeft Sneltaxi tot op heden nagelaten.
Het hof is van oordeel dat het primair op de weg van Sneltaxi ligt om de basis te bieden voor een correcte nota. Dat neemt evenwel niet weg dat van Bpf Beroepsvervoer desgevraagd verlangd mag worden dat zij enigszins inzichtelijk maakt hoe zij tot haar schatting is gekomen van de ambtshalve opgelegde premie. Deze schatting behoeft niet nauwkeurig te zijn en mag op alle onderdelen van voor de nalatige premieplichtige ongustige premisses uitgaan. Immers de ambthalve nota heeft voor een deel ook de werking van een ultieme aansporing aan de premieplichtige om met de juiste gegevens voor de draad te komen. Het mag voor de premieplichtige niet lonend zijn om het op een ambtshalve nota te laten aankomen. De ambtshalve premienota heeft ook een zeker punitief karakter indien de premieplichtige weigerachtig blijft of anderszins niet in staat is met de vereiste gegevens voor de dag te komen. Daarbij dient echter de proportionaliteitseis in acht genomen te worden: er mag geen sprake zijn van een aperte wanverhouding tussen de ambtshalve nota en het vermoedelijke daadwerkelijk verschuldigde bedrag. Bpf Beroepsvervoer heeft uiteindelijk enige gegevens in het geding gebracht waaruit de kantonrechter heeft kunnen afleiden dat zij is uitgegaan van 18 werknemers en een fictieve pensioenpremie van € 11.111,11 per jaar. Daarmee heeft Bpf Beroepsvervoer aan haar stelplicht voldaan, nu is gesteld noch gebleken dat Bpf Beroepsvervoer beschikte over gegevens van Sneltaxi uit een periode kort voor het tijdvak waar het hier om gaat, op basis waarvan zij een meer gefundeerde inschatting had kunnen maken van de mogelijk door Sneltaxi verschuldigde premies. Het verweer van Sneltaxi – dat het Bpf omgerekend uit zou gaan van taxichauffeurs met een heel hoog loon en geen rekenschap heeft gegeven van parttime werkers – wordt verworpen wegens onvoldoende onderbouwing.