Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Astrum Automotive B.V.
Rechtbank Limburg, 16 januari 2013
ECLI:NL:RBLIM:2013:BY8751

werknemer/Astrum Automotive B.V.

Schadestaatprocedure na arrest Autoster. Werkgever is aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van het verkeersongeval en niet slechts voor de schade die als gevolg van de inadequate dekking van de verzekering aan de werkgever kan worden toegerekend. Aansprakelijkheid is vastgesteld voor 1 februari 2008, zodat koerswijziging in rechtspraak niet wordt gevolgd

Werknemer is in 1993 in dienst getreden van Automobielbedrijf Nabuurs Bergen B.V. (rechtsopvolgers zijn Autoster Bergen B.V., Autoster Beheer en thans Astrum). Werknemer is op 22 juli 1998 een ongeval overkomen toen hij van de werkplek naar huis reed. Hij bestuurde toen een aan zijn werkgever toebehorende autoambulance. Werknemer heeft door dit ongeval ernstig blijvend letsel opgelopen, zoals een hersenkneuzing met een halfzijdige verlamming aan de rechterzijde, een ernstige achteruitgang van het gezichtsvermogen en substantieel orthopedisch letsel. Werknemer heeft (de rechtsvoorgangers van) Astrum aansprakelijk gesteld voor alle ten gevolge van het ongeval geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade. Hof en Hoge Raad hebben geoordeeld dat Astrum ex artikel 7:611 BW aansprakelijk is (zie AR 2008-0773). In de onderhavige schadestaatprocedure verschillen partijen van mening welke schade dient te worden vergoed. Volgens werknemer is Astrum gehouden tot betaling van alle materiële en immateriële schade die hij ten gevolge van het ongeval heeft geleden. Volgens Astrum komt slechts voor vergoeding in aanmerking de schade die als gevolg van de inadequate dekking aan de werkgever kan worden toegerekend.

De rechtbank stelt voorop dat de arresten van het hof en de Hoge Raad leidend zijn in deze schadestaatprocedure. De rechtbank is daarbij van oordeel dat (latere) ontwikkelingen in de rechtspraak die niet zijn gevoerd (bijvoorbeeld omdat partijen er geen debat over hebben gevoerd) of vanwege de tijdlijn niet konden worden aangevoerd in deze zaak, geen verandering kunnen brengen in dat gegeven. Uit het arrest van het hof kan niet worden gedestilleerd dat het hof als grond voor aansprakelijkheid heeft gezien het niet hebben afgesloten van een adequate verzekering. Daaruit vloeit noodzakelijkerwijs voort dat de Hoge Raad dat ook niet in het arrest van het hof heeft bedoeld te lezen. De rechtbank heeft voorts gekeken naar de vraag of de verzekeringsplicht waarvan Astrum stelt dat het hof deze heeft aangenomen, steun vindt in de destijds geldende opvattingen in de rechtspraak. De ten tijde van het arrest van het hof in de rechtspraak gevolgde lijn dient te worden afgeleid uit de arresten Vonk/Van der Hoeven (HR 12 januari 2001), De Bont/Oudenallen (HR 9 augustus 2002) en KLM (HR 18 maart 2005). De rechtspraak van de Hoge Raad werd destijds zo begrepen dat aansprakelijkheid werd gevonden in het stelsel van het arbeidsrecht en de eisen van redelijkheid en billijkheid gezien het feit dat deelname aan het verkeer een gevaarlijke situatie opleverde, en niet in het niet hebben afgesloten van een adequate verzekering. In deze procedure heeft derhalve als vertrekpunt te gelden dat Astrum aansprakelijk is voor de schade die het gevolg is van het ongeval. Dat dit tot gevolg heeft dat deze zaak mogelijk anders wordt beoordeeld dan zaken waarin de aansprakelijkheid na 1 februari 2008 is vastgesteld, moge zo zijn. Dat is inherent aan het feit dat het recht in ontwikkeling is en daarom niet te vermijden. Vanwege het principiële karakter van deze beslissing zal in het dictum van dit vonnis worden bepaald dat daartegen hoger beroep is toegelaten. Volgt aanhouding van de zaak.