Rechtspraak
werknemer/Delta Flex Vof
Werknemer (Spaanse nationaliteit en nog maar kort in Nederland werkzaam) is op basis van een uitzendovereenkomst werkzaam voor Delta Flex. Werknemer heeft met de bedrijfsauto van Delta Flex collega’s van en naar de werkplek gereden. Hiervoor ontving werknemer geen vergoeding. Wel heeft de werkgever verkeersboetes op werknemer verhaald die op dit traject waren veroorzaakt. Werknemer deelt eind mei 2011 mee dat hij niet meer wenst te rijden voor Delta Flex. Per 8 juni 2011 verricht werknemer geen werkzaamheden meer voor Delta Flex. Volgens werknemer is hij op staande voet ontslagen. Volgens Delta Flex heeft werknemer ontslag genomen. De loonvordering en wedertewerkstelling zijn door de voorzieningenrechter afgewezen. Volgens deze rechter heeft werknemer onvoldoende bewijs geleverd dat hij geen ontslag heeft genomen. Tegen dit oordeel keert werknemer in hoger beroep, stellende dat op grond van rechtspraak van de Hoge Raad de bewijslast ter zake op de werkgever rust.
Het hof oordeelt als volgt. Het is aan Delta Flex en niet – zoals de voorzieningenrechter heeft geoordeeld – aan werknemer, te bewijzen dat werknemer ontslag heeft genomen. Het hof stelt voorop dat voor de beëindiging van een dienstbetrekking is vereist dat er een ondubbelzinnige en duidelijke wilsuiting is, gericht op de definitieve beëindiging van het dienstverband (zie HR 28 mei 1982, NJ 1983, 2). Voorts moet de werkgever zo nodig onderzoeken of de werknemer de beëindiging met alle daaraan verbonden nadelige gevolgen werkelijk wenst (zie HR 16 juni 1989, NJ 1989, 655). Het hof acht, voorlopig oordelend, van belang dat het gesprek op 8 juni 2011 in de Engelse taal is gevoerd en dat vooralsnog onduidelijk is of werknemer deze taal wel voldoende beheerste om de strekking van zijn woorden volledig te doorgronden. Voorts is naar het voorlopig oordeel van het hof relevant dat een vrijwillige beëindiging van de uitzendovereenkomst voor werknemer naar alle waarschijnlijkheid tot gevolg had dat hij het recht op een WW-uitkering verloor en dus voor hem ernstige nadelige gevolgen met zich bracht. In het licht van deze omstandigheden was het aan Delta Flex om te onderzoeken of werknemer daadwerkelijk de tussen partijen gesloten uitzendovereenkomst van 4 oktober 2010 wenste te beëindigen met alle daaraan verbonden nadelige gevolgen. Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft Delta Flex deze onderzoeksplicht verzaakt.