Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stichting Amphia
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 5 februari 2013
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ1013

werknemer/Stichting Amphia

Schorsing kinderarts na overtreding verbale en fysieke grenzen. Arbitraal beding staat bevoegdheid kantonrechter in kort geding niet in de weg. Afwijzing wedertewerkstelling vanwege onwerkbare situatie

Werknemer is in dienst van het Amphia Ziekenhuis als kinderarts. In september 2012 heeft een voorval plaatsgevonden met een 14-jarige patiënte die zich verzette tegen toediening van een maagsonde. Werknemer heeft de patiënte stevig bij haar armen vastgepakt en haar met zijn bovenlichaam met kracht tegen de tafel gedrukt, waarbij hij met zijn ellebogen kracht op of onder haar ribben heeft uitgeoefend. Daarbij heeft hij de patiënte boos tegengeworpen dat ‘zij de medicijnen zelf had ingenomen en zij nu ook de gevolgen diende te dragen’ of woorden van gelijke strekking en voorts heeft werknemer meermalen (god)verdomme tegen haar geroepen. Na het voorval heeft werknemer zich ziek gemeld. Per 2 januari 2013 is werknemer weer deels arbeidsgeschikt. Werknemer is op non-actief gesteld in afwachting van een uitspraak van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg op het door Amphia kort nadien ingediende ontbindingsverzoek. Thans vordert werknemer wedertewerkstelling. Amphia stelt dat de kantonrechter zich op grond artikel 1051 lid 2 Rv onbevoegd dient te verklaren en de zaak dient te verwijzen naar het Scheidsgerecht Gezondheidszorg conform het arbitragereglement.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het tussen partijen geldende arbitragebeding belet niet dat werknemer zich – overeenkomstig het bepaalde in artikel 254 lid 1 jo. lid 4 Rv – wendt tot de kantonrechter in kort geding. De kantonrechter ziet geen aanleiding om zich onbevoegd te verklaren, omdat de vordering bij de kantonrechter eerder behandeld kan worden dan bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg en er geen specifieke expertise nodig is voor beoordeling van de onderhavige kwestie.

Amphia heeft aan de op non-actiefstelling ten grondslag gelegd de ernst van het voorval in combinatie met de zorg voor de veiligheid van de patiënt en de zorg voor een veilige werkomgeving, en de impact van het voorval en het geschonden vertrouwen in werknemer. Dat van een onjuist medisch handelen sprake zou zijn geweest, is niet aannemelijk. Ten aanzien van de bejegening van werknemer is tussen partijen niet in geschil dat is sprake geweest van het verbaal en fysiek overschrijden van grenzen. Wel dienen ook de overige omstandigheden te worden bezien. Het was een drukke avond en er was sprake van een levensbedreigende situatie. Werknemer heeft ook eerder aangegeven burn-outklachten te ervaren. Voorlopig oordelend vormen de stellingen van Amphia aangaande de zorg en veiligheid van patiënten en de zorg voor een veilige werkomgeving geen gegronde reden voor de op non-actiefstelling van werknemer. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat werknemer in zijn lange loopbaan als kinderarts niet eerder een dergelijk handelen is verweten, dat hij naar collega’s excuusbrieven heeft gestuurd en psychologische hulp heeft gezocht om herhaling te voorkomen. Feit is dat het gebrek aan vertrouwen in werknemer op dit moment breed verspreid is in de organisatie. Amphia heeft zich niet ingespannen om te komen tot een werkbare situatie. In het kanaliseren van de impact van het voorval ligt ook een taak voor Amphia als werkgever. Nu een werkbare situatie op dit moment niet mogelijk is, wordt de vordering tot wedertewerkstelling afgewezen.