Naar boven ↑

Rechtspraak

OR Stichting Kunstencentrum De Meander/Stichting Kunstencentrum De Meander
Rechtbank Oost-Brabant, 12 februari 2013
ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ5520

OR Stichting Kunstencentrum De Meander/Stichting Kunstencentrum De Meander

OR-leden krijgen waarschuwingsbrief, nadat zij relaties zonder medeweten van De Meander hebben benaderd. Lidmaatschap OR is geen vrijbrief om in strijd met goed werknemerschap te handelen als het gaat om iets wat geen verband houdt met OR-bevoegdheden

De Meander is een organisatie van cultuureducatie en amateurkunst in brede zin, gericht op het bevorderen van cultuurdeelname. De Meander wordt grotendeels door de overheid gefinancierd. Vijf van de zes gemeenten hebben het voornemen geuit de subsidie met ingang van 1 januari 2013 in te trekken, waarna een intentieovereenkomst is gesloten. De ondernemingsraad (hierna: OR) heeft geadviseerd over de uitwerking van de intentieverklaring. Over de bedrijfsbeëindiging en het collectief ontslag heeft de OR negatief geadviseerd. De OR-leden hebben, zonder medeweten van De Meander, een brief gestuurd aan de gemeenten en de muziekverenigingen met de vraag mee te denken over de toekomst van De Meander. Daarnaast is geprobeerd om enkele zakelijke besprekingen te annuleren. De OR-leden hebben hiervoor een waarschuwingsbrief van De Meander ontvangen. Volgens de OR-leden is de waarschuwingsbrief in strijd met artikel 20 WOR, nu De Meander niet in redelijkheid tot het opleggen van het verbod tot het benaderen van relaties van De Meander heeft kunnen besluiten. Het verbod en de daarmee gepaard gaande officiële waarschuwing zijn voorts strijdig met de CAO CAR-UWO, het goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW en het goed ondernemerschap ex artikel 2:8 BW. Bovendien is er sprake van een benadelingshandeling ex artikel 21 WOR.

Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter betreft de waarschuwingsbrief geen reactie van De Meander op iets wat de betrokken OR-leden in hun hoedanigheid als OR-lid bij de uitoefening van hun uit de WOR voortvloeiende bevoegdheden hebben gedaan. Weliswaar kan uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting worden afgeleid dat voornoemde – door de OR niet of onvoldoende weersproken acties – raakvlak hebben met de uitoefening van OR-taken, echter met het op deze wijze benaderen van relaties buiten medeweten van De Meander om zijn de betrokken OR-leden buiten hun OR-bevoegdheid getreden. Een OR-lidmaatschap is geen vrijbrief om in strijd met goed werknemerschap te handelen als het gaat om iets wat niet direct iets met OR-bevoegdheden te maken heeft. Het staat een werkgever vrij om in een dergelijk geval aan te geven waar de grenzen liggen en bij overtreding daarvan, wat de consequenties zijn. Het kan De Meander in de gegeven omstandigheden dan ook niet worden verboden om een waarschuwingsbrief te schrijven en die in een persoonsdossier op te bergen. Het verbod tot het zonder toestemming van De Meander benaderen van relaties oordeelt de kantonrechter voorshands dan ook niet strijdig met het bepaalde in de WOR.

  • Wetsartikelen: 20 WOR en 21 WOR
  • Onderwerpen: Overige (WOR)
  • Trefwoorden: waarschuwing OR-leden, goed werknemerschap, verbod tot benaderen relaties en geheimhoudingsplicht