Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Rematec B.V.
Rechtbank Oost-Brabant, 28 maart 2013
ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ5525

werknemer/Rematec B.V.

Hoewel arboconsulent geen beperkingen heeft geconstateerd, kan hieruit niet direct de gevolgtrekking worden gemaakt dat werknemer niet arbeidsongeschiktheid was. Weigering UWV om deskundigenoordeel te geven, kan werknemer niet worden tegengeworpen

Werknemer is sinds 2009 in dienst van Rematec als lasser. Na een functioneringsgesprek heeft werknemer zich van 2 februari 2012 tot 15 maart 2012 ziek gemeld. De arboconsulent heeft geen beperkingen geconstateerd. Het UWV heeft geweigerd een deskundigenoordeel af te geven. De arbeidsovereenkomst is tegen 1 mei 2012 wegens bedrijfseconomische redenen opgezegd. Thans stelt werknemer dat de dagen waarop hij zich ziek heeft gemeld ten onrechte zijn verrekend met zijn openstaande vakantiedagen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Partijen twisten over het antwoord op de vraag of werknemer arbeidsongeschikt is geweest. Wat de reden van de weigering van het UWV om een deskundigenoordeel af te geven ook is, naar het oordeel van de kantonrechter had het UWV ingevolge artikel 7:629a BW een deskundigenoordeel moeten geven, ongeacht of de arbodienst zich heeft uitgelaten over de vraag of de werknemer de bedongen arbeid wel of niet kan verrichten wegens ziekte. Dat werknemer geen second opinion ex artikel 7:629a BW heeft overgelegd, kan hem derhalve niet worden verweten. De arboconsulent deelt weliswaar mee geen beperkingen te constateren en werknemer in staat te achten zijn werkzaamheden volledig uit te kunnen voeren, maar hieruit kan niet direct de gevolgtrekking worden gemaakt dat hij niet arbeidsongeschiktheid was. De arboconsulent adviseert werknemer immers ook om in overleg te gaan met Rematec, hoogstwaarschijnlijk om een ‘situatieve arbeidsongeschiktheid’ in de zin van artikel 7:628 BW te voorkomen. Het is in eerste instantie de werknemer zelf die bepaalt dat hij vanwege medische klachten het werk niet kan verrichten. Voor het geval werknemer het niet eens zou zijn met haar advies, heeft de arboconsulent werknemer dan ook gewezen op de mogelijkheid om een second opinion aan te vragen bij het UWV. Werknemer heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. De werkgever moet vervolgens vaststellen of er een legitieme grond tot loondoorbetaling is. De werkgever is ook degene die verantwoordelijk is voor het opstarten van een eventueel re-integratietraject. Hoe en of Rematec heeft gereageerd op de voortgangsrapportage van de arboconsulent is echter gesteld noch gebleken. In het kader van eventuele werkhervatting en/of verzuimbegeleiding blijkt niet van enige actie aan de zijde van Rematec, terwijl dit wel op haar weg had gelegen. Voorts is gesteld noch gebleken van omstandigheden die Rematec de bevoegdheid geven ex artikel 7:629 lid 6 BW de loonbetaling op te schorten. Nu verder gesteld noch gebleken is dat Rematec werknemer binnen een redelijke termijn de grond van weigering of opschorting heeft meegedeeld, kan Rematec ingevolge artikel 7:629 lid 7 BW geen beroep meer doen op enige grond het loon geheel of gedeeltelijk niet te betalen of de betaling daarvan op te schorten. Volgt toewijzing van de vordering tot uitbetaling van de vakantie-uren.