Rechtspraak
werknemer/werkgever
Werknemer is op 9 juni 2011 in dienst getreden voor 50 uren per maand. Werknemer verricht magazijnwerkzaamheden en verkoopt artikelen op markten en in de winkel van werkgever. In oktober 2011 is de arbeidsduur in overleg gewijzigd naar 40 uur per week. Thans vordert werknemer betaling van achterstallig salaris. Vanaf oktober 2011 is volgens hem geen salaris meer betaald. Bovendien is werknemer in februari 2012 meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd. Werkgever heeft echter niet de vereiste toestemming voor de opzegging. Werkgever stelt daarentegen dat werknemer zijn arbeidsovereenkomst op 2 januari 2012 heeft opgezegd.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Onafhankelijk van de vraag of de arbeidsovereenkomst op 2 januari 2012 is beëindigd, moet worden beoordeeld voor welk aantal uren werknemer sinds oktober 2011 in dienst was. Werknemer stelt dat hij meer dan 40 uur in de week heeft gewerkt. Werkgever wordt in de gelegenheid gesteld de urenstaten van werknemer in het geding te brengen. Bovendien wordt werkgever toegelaten tot bewijslevering van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Volgt aanhouding van de zaak.