Rechtspraak
werknemers/curator
Na het faillissement van Printforce B.V. heeft de rechter-commissaris de curator gemachtigd de dienstverbanden van de werknemers op te zeggen. Werknemers hebben na een doorstart van de failliete onderneming geen nieuw dienstverband aangeboden gekregen. Thans stellen werknemers beroep in tegen de beschikking van de rechter-commissaris. Daartoe voeren werknemers aan dat de verleende machtiging leidt tot een kennelijk onredelijk ontslag, omdat het faillissement is gebruikt om een gezond bedrijf op een goedkope en snelle manier te bevrijden van oudere en relatief dure werknemers. Werknemers stellen dat de curator gelet op de betrokken belangen van de werknemers, had moeten kiezen voor een alternatief dat had geleid tot behoud van de werkgelegenheid.
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat uit de rechtspraak volgt dat de curator een grote beleidsvrijheid heeft bij het maken van keuzes ten aanzien van het beheer en de vereffening van de boedel. Die beleidsvrijheid is echter niet onbegrensd. De keuze die een curator maakt voor een bepaald alternatief mag niet onrechtmatig zijn en de curator zal bij zijn beleidsafweging rekening moeten houden met belangen van maatschappelijke aard, zoals de continuïteit van de onderneming en de werkgelegenheid voor de werknemers die in het bedrijf van de gefailleerde werkzaam waren (zie HR 24 februari 1995, NJ 1996, 472, r.o. 3.5). Te beoordelen staat of wat aan het beroep ten grondslag is gelegd, tot het oordeel kan leiden dat de rechter-commissaris de verzochte machtiging niet had mogen verlenen, omdat de curator gelet op alternatieve oplossingen niet had mogen kiezen voor het opzeggen van het dienstverband van de werknemers. De curator voert gemotiveerd aan dat het voortzetten van de onderneming van de failliet niet mogelijk was en het belang van de crediteuren zich ertegen verzette dat boedelschulden zouden ontstaan door de loonvorderingen van de werknemers. Gelet op wat de curator – onweersproken – heeft aangevoerd, kan de rechtbank zonder nadere toelichting die werknemers niet hebben gegeven, niet inzien waarom de curator bij zijn keuze om de dienstverbanden van de werknemers op te zeggen onrechtmatig heeft gehandeld of overigens niet binnen de grenzen van zijn hiervoor bedoelde beleidsvrijheid is gebleven. Volgt bekrachtiging van de beschikking van de rechter-commissaris.