Rechtspraak
werknemer/Mba UDC Events BV
Werknemer (40 jaar) is sedert 1 mei 2005 in dienst als media-marketing manager. Sinds februari 2012 is hij arbeidsongeschikt. Thans verzoekt werknemer ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een vergoeding van € 57.456 bruto en € 10.000 voor bijdrage kosten rechtsbijstand. Daartoe stelt werknemer – kort gezegd – dat hij tijdens zijn dienstverband steeds meer taken kreeg waardoor zijn werkdruk tot onaanvaardbare proporties opliep. In plaats van waardering werd hij door de directie in toenemende mate onheus bejegend en geschoffeerd. Toen dit leidde tot arbeidsongeschiktheid heeft werkgeefster zich niet ingespannen voor zijn re-integratie. Werknemer is inmiddels het vertrouwen in werkgeefster volledig kwijt geraakt.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu een goede verstandhouding tussen partijen ontbreekt, wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden. Ter toelichting zijn enige mails van de directeur aan werknemer in de procedure overgelegd. In deze mails wordt werknemer in niet mis te verstane bewoordingen op zijn werk aangesproken, waarbij ook regelmatig diverse ernstige scheldwoorden worden gebruikt. Deze vorm van benadering is niet ‘tamelijk direct en confronterend’ maar denigrerend en schofferend. Daar komt bij dat werkgeefster geen enkel voorbeeld heeft gegeven waaruit blijkt dat werknemer vergelijkbare terminologie gebruikt richting zijn directeur. Voldoende aannemelijk is dat de arbeidsongeschiktheid van werknemer aan een combinatie van werkdruk en bejegening in belangrijke mate zo niet volledig is toe te rekenen. Tijdens de arbeidsongeschiktheid heeft werkgeefster zich eerst laakbaar opgesteld. Zij heeft gepoogd nog van alles van werknemer gedaan te krijgen. Toen dat echt niet meer bleek te kunnen heeft zij onmiddellijk zijn auto en laptop teruggevorderd om vervolgens niets meer van zich te laten horen. Zij heeft geen re-integratie-inspanningen geleverd en de verantwoordelijkheid daarvoor geheel afgeschoven op de arbodienst dan wel onbekendheid met het fenomeen als excuus aangevoerd. Ook dit valt werkgeefster ernstig aan te rekenen. De door werknemer verzochte vergoeding is in dit geval billijk. Het habe nichts-verweer van werkgeefster wordt verworpen. De verzochte bijdrage in de kosten voor rechtsbijstand wordt afgewezen. In de vastgestelde vergoeding is hiermee voldoende rekening gehouden. Wel is er aanleiding om werkgeefster te veroordelen in de kosten van deze procedure.