Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Rotterdam, 27 maart 2013
ECLI:NL:RBROT:2013:CA0175

werkgeefster/werknemer

Ontbinding arbeidsovereenkomst arbeidsongeschikte medewerker museum na verlagen subsidie door gemeente. Museum is een bijzondere werkgeefster die voor haar inkomsten grotendeels afhankelijk is van subsidies en donaties, zodat geen vergoeding wordt toegekend

Werknemer is sinds 1995 in dienst van een museum, laatstelijk in de functie van hoofd beheer collectie. Hij is sinds 10 december 2012 volledig arbeidsongeschikt wegens ziekte. Het museum is voor wat betreft haar inkomsten grotendeels afhankelijk van subsidies en donaties. Als gevolg van het door de gemeente Rotterdam per 1 januari 2013 verlagen van de subsidie aan het museum, vindt een reorganisatie plaats. Voor dertien werknemers, waaronder werknemer, is door het UWV een ontslagvergunning verstrekt. Het museum heeft voor werknemer een budget van € 3.000 tot € 3.500 gereserveerd ten behoeve van een begeleidingstraject via een mobiliteitsbureau. Thans verzoekt het museum ontbinding wegens bedrijfseconomische redenen. Het museum meent dat er geen termen zijn om aan werknemer een vergoeding toe te kennen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het ontbindingsverzoek houdt geen verband met de arbeidsongeschiktheid van werknemer. Gelet op de stukken die het museum heeft overgelegd, waaronder het reorganisatieplan – welke is voorzien van een gemotiveerde onderbouwing van de gemaakte keuzes – en hetgeen het museum ter zitting heeft aangevoerd, waarbij nog komt dat de raad van toezicht kennelijk geen aanleiding heeft gezien om in te grijpen, kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden gezegd dat zij, geconfronteerd met de verminderde subsidie, niet in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen om haar organisatie op de wijze in te richten zoals zij voor ogen staat en de arbeidsplaats van werknemer te laten vervallen. Het door het actiecomité opgestelde alternatieve plan acht de kantonrechter niet van dien aard dat deze aan het vorenstaande doet twijfelen. Vaststaat bovendien dat het museum intern geen mogelijkheden heeft om werknemer een andere functie aan te bieden. De arbeidsovereenkomst wordt derhalve ontbonden. Voldoende is gebleken dat de resultaten van het museum zeer mager zijn. Gelet hierop en op het bijzondere karakter van deze werkgever, waarbij het museum voor haar inkomsten grotendeels afhankelijk is van subsidies en donaties, en voorts gelet op het beginsel van gelijke behandeling (ook de andere werknemers ontvangen geen vergoeding) acht de kantonrechter geen termen aanwezig om aan werknemer ten laste van het museum een vergoeding toe te kennen, hoe vervelend de onderhavige situatie ook is.