Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Tosca Medisch Interim BV
Rechtbank Amsterdam, 13 mei 2013
ECLI:NL:RBAMS:2013:CA1389

werkneemster/Tosca Medisch Interim BV

Geen sprake van opvolgend werkgeverschap na doorstart na faillissement. Toepassing criterium arrest Van Tuinen/Taxicentrale Wolters

Werkneemster is op 1 november 2008 in dienst getreden van Confesso als planner. Op 28 februari 2012 is Confesso failliet verklaard, waarna de curator de arbeidsovereenkomst van werkneemster heeft opgezegd. Er heeft een doorstart plaatsgevonden, waarna werkneemster op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst is getreden van TMI in de functie medewerker flexbureau. TMI heeft besloten de arbeidsovereenkomst, die begin maart 2013 afloopt, niet te verlengen. Werkneemster stelt dat de arbeidsovereenkomst met TMI heeft te gelden als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, omdat sprake is van opvolgend werkgeverschap.  

De kantonrechter verwijst naar de door de Hoge Raad geformuleerde regel in het arrest Van Tuinen/Taxi Centrale Wolters (AR 2012-0470; zie ook AR 2012-0506). Beide partijen zijn het erover eens dat de nieuwe arbeidsovereenkomst met TMI wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheid eist als de vorige arbeidsovereenkomst tussen werkneemster en Confesso. Daarmee is aan het eerste criterium voor opvolgend werkgeverschap voldaan. Voor het tweede criterium is onvoldoende de enkele omstandigheid dat werkneemster na indiensttreding bij TMI dezelfde (planners)werkzaamheden is blijven verrichten, op aanvankelijk dezelfde werkplek, tegen (nagenoeg) dezelfde arbeidsvoorwaarden en voor (nagenoeg) dezelfde klantenkring als bij Confesso. Ook het ontbreken van een proeftijdbeding is op zichzelf onvoldoende. Voor het tweede criterium komt het er vooral op aan dat werkneemster stelt en bij betwisting bewijst dat TMI bij het totstandkomen van de arbeidsovereenkomst – anders dan de enkele omstandigheid dat zij tot die tijd die werkzaamheden bij de vorige werkgever had uitgevoerd – inzicht had in de hoedanigheden en geschiktheid van werkneemster of dat TMI in enig opzicht heeft getracht misbruik te maken van het identiteitsverschil tussen haarzelf en Confesso. Gelet op de gemotiveerde betwisting is voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat er tussen TMI en Confesso zodanige banden (hebben) bestaan dat de kennis en het inzicht van Confesso over de geschiktheid van werkneemster voor de functie van planner kan worden toegerekend aan TMI. Hiervoor is nader feitenonderzoek noodzakelijk waarvoor de onderhavige procedure zich niet leent. Volgt afwijzing van de vordering.