Naar boven ↑

Rechtspraak

ABN Amro Bank N.V./werkneemster
Rechtbank Overijssel, 23 mei 2013
ECLI:NL:RBOVE:2013:CA1272

ABN Amro Bank N.V./werkneemster

Afwijzing verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst werkneemster ABN Amro. Van een samenwerkingsverband tussen werkneemster en een derde is geen sprake. Aangevoerde feiten zijn flinterdun, terwijl werkneemster 34 jaar naar volle tevredenheid heeft gefunctioneerd  

Werkneemster is sinds 1979 in dienst van ABN Amro. Zij is werkzaam als Adviseur Particulieren Relaties II. Nadat een collega melding heeft gemaakt van onjuist handelen door werkneemster bij de verstrekking van kredieten, is een onderzoek ingesteld. Thans verzoekt ABN Amro ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een vertrouwensbreuk. Werkneemster wordt verweten dat zij contacten heeft onderhouden met X. X heeft werkneemster in een gesprek gevraagd of hij met enkele mensen uit de Armeense gemeenschap bij haar mocht komen om te bezien of aan de hand van de regels van ABN Amro voor die mensen een krediet mogelijk was. Na onderzoek van de dossiers van werkneemster zijn de onderzoekers tot de conclusie gekomen dat het tenminste vreemd is dat er zich in die dossiers meerdere berekeningen bevinden, waarbij telkens feiten en inkomsten van betrokkenen zijn gewijzigd, kennelijk met als doel een volgens de (computer)normen gunstige uitdraai te kunnen verkrijgen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Van een samenwerkingsverband tussen X en werkneemster is geen sprake: X is er niet beter van geworden en werkneemster ook niet. Er werden geen gelden ‘onder de tafel doorgeschoven’, dan wel op een andere wijze uitvoering gegeven aan een of andere manier van samenwerken. Werkneemster heeft iedere aanvraag, ook als deze een persoon betrof die door de heer X met haar in contact werd gebracht, volgens de normale en voor iedere aanvraag geldende regels afgehandeld. Bij de beslissing tot het verbreken van de arbeidsrelatie tussen de bank en werkneemster heeft kennelijk geen rol gespeeld dat zij al bijna 34 jaar eigenlijk probleemloos en tot volle tevredenheid van een ieder heeft gefunctioneerd. ABN Amro acht kennelijk de spilfunctie van werkneemster en het gebeuren van een zodanige importantie dat elk belang van werkneemster daarvoor moet wijken. Werkneemster, zo stelt ABN Amro, moet van onbesproken gedrag zijn en elke smet kan desastreuze gevolgen hebben voor de bank. Voor een beëindiging van zo’n dienstverband moeten echter toch meer feitelijke bezwaren tegen een werknemer voorhanden zijn dan in deze zaak. ABN Amro neemt om haar zaak meer kracht bij te zetten, harde woorden in de mond, maar die woorden stroken niet met de aangevoerde feitelijkheden. Het is allemaal flinterdun en gebaseerd op verdachtmakingen. Het moge dan zo zijn dat werkneemster niet overal een afdoende verklaring voor heeft kunnen geven, maar dat maakt nog niet dat zij het vertrouwen van ABN Amro niet meer waard zou zijn. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek (red: de vordering tot wedertewerkstelling is toegewezen, zie AR 2013-0430).