Naar boven ↑

Rechtspraak

FNV Bondgenoten c.s./Beton Son B.V.
Rechtbank Oost-Brabant, 28 mei 2013
ECLI:NL:RBOBR:2013:CA1145

FNV Bondgenoten c.s./Beton Son B.V.

Afwijzing vordering bonden tot nakoming sociaal plan door Betonson, waarin een beëindigingsvergoeding met C=0,7 is overeengekomen. Kort geding leent zich niet voor nader onderzoek naar wezenlijke veranderingen en welke verplichtingen dat voor partijen met zich zou brengen

Op 25 oktober 2011 is tussen de bonden (FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en De Unie) en Betonson het Sociaal Plan Betonson 2011-2013 overeengekomen. Dit sociaal plan, met een looptijd tot en met 31 december 2013, is als cao aangemeld. Het sociaal plan voorziet bij beëindiging van het dienstverband wegens boventalligheid in artikel 5.1 in een bruto beëindigingsvergoeding op basis van de nieuwe kantonrechtersformule met correctiefactor 0,7. Rond 19 december 2012 heeft Betonson de bonden verzocht het sociaal plan open te breken. Volgens de bonden is de noodzaak daartoe niet aangetoond. In het kader van een reorganisatie waarbij 115 arbeidsplaatsen komen te vervallen, heeft Betonson de betrokken medewerkers op 12 februari 2013 op individuele basis aangeschreven en vergoedingen aangeboden op basis van correctiefactor 0,25 en dit aanbod later verhoogd tot 0,4. Thans vorderen de bonden Betonson te veroordelen het sociaal plan na te leven. Daarnaast vorderen zij een schadevergoeding op grond van de artikelen 15 en 16 WCAO.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Anders dan Betonson stelt, hebben de bonden wel degelijk een spoedeisend belang bij hun vorderingen. Voldoende aannemelijk is dat de arbeidsovereenkomsten van de getroffen werknemers binnenkort tot een einde komen, dan wel al tot een einde zijn gekomen. Niet zonder meer aannemelijk is dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat aan de individuele werknemers een beëindigingsvergoeding met een correctiefactor 0,7 moet worden betaald. Zoals door Betonson aangevoerd, bepaalt artikel 1.4 van het sociaal plan dat tussentijdse wijzigingsvoorstellen kunnen worden gedaan bij wezenlijke veranderingen. Dat de door Betonson aangevoerde veranderingen in oktober 2011 reeds voorzien waren, zoals door de bonden is betoogd, kan niet zonder meer voor juist worden gehouden. Een kort geding leent zich er niet voor om te onderzoeken in hoeverre sprake is van dergelijke wezenlijke veranderingen en welke verplichtingen dat over en weer voor partijen met zich zou meebrengen. Gelet op het belang van Betonson – het is op grond van de stukken aannemelijk geworden dat het voortbestaan van Betonson en daarmee de arbeidsovereenkomsten van de nog in dienst zijnde werknemers op het spel staan – dient de kantonrechter zich in deze procedure terughoudend op te stellen. Naar voorlopig oordeel is niet aannemelijk dat Betonson in strijd heeft gehandeld met het sociaal plan, zodat de vorderingen van de bonden worden afgewezen.