Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 7 mei 2013
ECLI:NL:GHAMS:2013:CA1771
werknemer/advocaat van werknemer
Werknemer was in dienst van Euroboek B.V. Op 19 juli 2005 is werknemer geschorst wegens het geven van een duw aan zijn leidinggevende. Op 25 juli 2005 is hij op staande voet ontslagen. Advocaat X heeft werknemer bijgestaan. Aanvankelijk, op 24 januari 2006, heeft X namens werknemer een beroep op artikel 7:681 BW gedaan. Op 5 juli 2006 heeft X namens werknemer zijn eis gewijzigd en zich op de vernietigbaarheid van de opzegging beroepen. De kantonrechter heeft bij vonnis van 14 juni 2006 overwogen dat werknemer niet binnen de in artikel 9 BBA genoemde termijn de vernietigbaarheid van het ontslag heeft ingeroepen en heeft op die grond de vordering van werknemer afgewezen. Thans vordert werknemer schade wegens een beroepsfout van X.
Het hof oordeelt als volgt. Uit de overgelegde stukken acht het hof voldoende aannemelijk geworden dat een rechter in een ontslagzaak naar alle waarschijnlijkheid niet tot een dringende reden zou hebben geconcludeerd. Hooguit zou komen vast te staan dat sprake is geweest van een duw (niet meer dan dat). Bij dit alles moet de bewijslast die in casu op werknemer rust, wel in het licht van de bijzondere procedure worden gezien (bij een gewoon ontslag op staande voet is het de werkgever die de bewijslast draagt en niet de werknemer). Voldoende is daarom dat de werknemer aannemelijk maakt dat er geen sprake van een dringende reden is. X wordt derhalve veroordeeld schadevergoeding te betalen gelijk aan het loon tot de datum dat werknemer nieuw werk heeft gevonden (1 maart 2006).