Rechtspraak
werknemers/ABN AMRO
(Zie ook AR 2013-0483.) Werknemers zijn hooggeplaatste werknemers bij ABN en werkzaam binnen de Energy Commodities-teams van ABN. Sinds 2008 is ABN bankier van het bedrijf Oil Marketing & Trading International, verder OMTI. Werknemers hebben op enig moment nadere voorwaarden gesteld aan de financiering van OMTI. Uiteindelijk heeft OMTI een klacht ingediend bij ABN jegens werknemers, stellende dat zij corrupt waren en ‘personal fees’ bedongen van OMTI. ABN heeft uitvoerig onderzoek gedaan. Op 26 maart 2013 heeft ABN werknemers op staande voet ontslagen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat zij een ‘personal fee’ van OMTI hadden gevraagd op 19 september 2012 en op 15 november 2012, en dat zij op of kort na 15 november 2012 vijf met name genoemde maatregelen jegens OMTI hadden genomen. Dit alles tezamen en ieder verwijt afzonderlijk vormde voor ABN een dringende reden.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Zowel de verklaringen als de bandopname geven de kantonrechter te weinig grond om aan te nemen dat het waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure het ontslag op staande voet op basis van deze gegevens zal worden geacht met goede reden te zijn gegeven. De verklaringen van X en Y spreken duidelijke taal. Onduidelijk is echter of zij ook naar waarheid weergeven wat precies tijdens de dinner-meetings van 19 september en 15 november 2012 is voorgevallen en besproken. De geloofwaardigheid van deze verklaringen wordt immers aangetast door het feit dat X toen hij mondeling melding deed van de klacht op 7 december 2012 kennelijk niet over het bestaan van een bandopname heeft gesproken en bovendien in het eerste verhoor door SIM op 17 december 2012 positief verklaarde: ‘There is no direct proof it is only the sequence of events. It’s our words against theirs.’ Op deze verklaring is hij daags na het eerste verhoor teruggekomen en heeft hij SIM de opname laten beluisteren. ABN heeft niets aangevoerd waaruit deze verandering in de positie van X kan worden verklaard en evenmin aannemelijk kunnen maken waarom X zijn collega en tafelgenoot Y over het bestaan van die bandopname geen mededeling heeft gedaan. Onweersproken is dat werknemers in het verleden maatregelen hebben genomen jegens relaties van ABN, waaronder ook OMTI, wanneer bij hen twijfel bestond of de betreffende relatie zich wel aan alle voorwaarden van de boycot hield. Tegen deze achtergrond is voor de kantonrechter onvoldoende aannemelijk dat de maatregelen die werknemers thans worden verweten slechts kunnen worden gekwalificeerd als een poging OMTI onder druk te zetten tot het betalen van een fee. Dit wordt bevestigd door het feit dat OMTI op 21 december 2012 en dus twee weken na melding van de klacht bij ABN heeft laten weten met de aangescherpte voorwaarden akkoord te gaan. Voor dit akkoord zou geen enkele reden zijn als de voorwaarden slechts waren bedoeld om werknemers een fee te doen verschaffen. OMTI had zich immers al beklaagd bij ABN over de pogingen van eisers een personal fee te krijgen. Volgt toewijzing loonvordering.