Rechtspraak
Bettinehoeve Holding B.V./Fuel Investments B.V.
Het gaat in deze zaak om een overname van de vennootschap Tozzi, waarvan Fuel Investments de aandelen houdt, en Bettinehoeve. Tussen partijen is in geschil of een betalingsverplichting jegens een pensioenverzekeraar uit hoofde van de waardeoverdracht van de pensioenaanspraken van een werknemer onder de bij de overname verstrekte garanties uit de overnameovereenkomst van januari 2008 valt. Daarbij doet zich de bijzonderheid voor dat de werknemer de verzekeraar om een offerte heeft verzocht vóór de balansdatum waarop de garanties betrekking hebben en dat de verzekeraar op 10 maart 2008 eerst ná die datum een aanbod tot waardeoverdracht heeft gedaan, welk aanbod vervolgens door de werknemer op 19 juni 2008 is aanvaard. Aldus is Bettinehoeve na de overdracht van de aandelen in de vennootschap geconfronteerd met een verplichting tot betaling van pensioenkosten aan Avéro Achmea Pensioen voor een totaalbedrag van € 56.029,72, welk bedrag bestaat uit een bedrag van € 48.926,76 ter zake van kosten van de waardeoverdracht en een bedrag van € 7.102,96 ter zake van nagekomen pensioenpremies over de jaren 2005, 2006 en 2007 vermeerderd met de hierover verschuldigde rente. In deze procedure vordert Bettinehoeve betaling van genoemd bedrag van € 56.029,72 wegens schending van de garanties uit de overnameovereenkomst. Fuel Investments heeft zich verweerd met de stelling dat zij niet bekend was met de aanvraag voor waardeoverdracht van werknemer en dat de betalingsverplichting in verband met de waardeoverdracht eerst in 2008 is ontstaan.
De Hoge Raad oordeelt als volgt. De waardeoverdracht was destijds onder meer geregeld in artikel 3 lid 1 aanhef en onder 1 van het toenmalige Besluit reken- en procedureregels waardeoverdracht (KB van 7 juli 2005, Stb. 152), dat strekte tot uitvoering van het toenmalige artikel 32b Pensioen- en spaarfondsenwet. Volgens genoemd artikel 3 lid 1 aanhef en onder 1 was voorwaarde voor waardeoverdracht dat de aanvraag daartoe aan de overnemende pensioenuitvoerder was gedaan binnen zes maanden na de aanvang van de deelname aan de pensioenregeling bij die uitvoerder (het huidige artikel 71 lid 3 Pensioenwet bevat eenzelfde regeling). Werknemer heeft zijn aanvraag vóór de overnamedatum van 1 januari 2008 gedaan, maar voor Tozzi zijn hieruit pas verplichtingen na de overnamedatum ontstaan, omdat Avéro Achmea Pensioen pas nadien aan werknemer een offerte heeft gestuurd ter zake van de waardeoverdracht en werknemer pas toen het thans in artikel 71 lid 3 Pensioenwet bedoelde verzoek tot waardeoverdracht aan de ontvangende pensioenuitvoerder heeft gedaan. In dit licht spitst de beoordeling van de middelen zich erop toe of het oordeel van het hof dat het risico dat werknemer het verzoek tot waardeoverdracht na de overnamedatum zou doen, waartoe hij door de voordien gedane aanvraag de mogelijkheid had, niet valt onder de gegeven garanties, naar behoren is gemotiveerd. De middelen zijn gegrond. Hetgeen Bettinehoeve aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, valt niet anders te verstaan dan dat de aanwezigheid van het in de overnameovereenkomst genoemde eigen vermogen is gegarandeerd, en dat in verband daarmee het op de overnamedatum reeds bestaande risico op het ontstaan van een betalingsverplichting – door de realisering waarvan het eigen vermogen achteraf gezien op een lager bedrag zou moeten worden gesteld – voor rekening was van Fuel Investments. De tussen partijen vaststaande verplichting van Tozzi tot bijbetaling in verband met de waardeoverdracht van het door werknemer tijdens zijn vorige dienstverband opgebouwde pensioen, is naar het standpunt van Bettinehoeve een dergelijk risico, nu dit risico volgens haar al is ontstaan door de aanvraag van werknemer, welke aanvraag dateert van voor de overnamedatum. Hetgeen het hof heeft overwogen, vormt geen begrijpelijke weerlegging van dit standpunt. Dat standpunt behelst immers, anders dan het hof overweegt, niet dat per se een voorziening in de overnamebalans had moeten worden getroffen. Indien juist, kan dit standpunt de toewijzing van de vordering van Bettinehoeve ook dragen. Niet valt in te zien dat Bettinehoeve daartoe nog nadere feiten en omstandigheden had moeten stellen.