Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 25 juni 2013
ECLI:NL:RBMNE:2013:2633
Ondernemingsraad van Atos Technology Services/Atos Nederland B.V.
Atos richt zich op het detacheren van ICT-personeel. Atos heeft een ondernemingsraad (OR) en een centrale ondernemingsraad (COR) ingesteld. In oktober 2006 heeft de COR ingestemd met de invoering van een nieuw ‘Performance Management Framework’ (hierna: PMF). Dit is een regeling op het gebied van de personeelsbeoordeling die inhoudt dat het functioneren van Atos-medewerkers, jaarlijks in het laatste kwartaal, wordt beoordeeld aan de hand van een zogenoemde ‘balanced scorecard’. Na verloop van tijd is Atos voor haar onderneming de zogenoemde R-factor (de ‘R’ staat voor rendement of revenu) gaan hanteren als een van de bij personeelsbeoordelingen te betrekken financiële parameters. Met behulp van de R-factor wordt gemeten of hetgeen de medewerker het bedrijf opbrengt in de gewenste verhouding staat tot wat hij het bedrijf kost. De OR verzoekt voor recht te verklaren dat hiermee sprake is van een wijziging van een regeling op het gebied van de personeelsbeoordeling in de zin van artikel 27 lid 1 aanhef en sub g WOR. Ook verzoekt de OR voor recht te verklaren dat het besluit van Atos met betrekking tot de voorgestelde salarisreductie van een aantal senior staff-medewerkers een vaststelling of wijziging van een beloningssysteem in de zin van artikel 27 lid 1 aanhef en sub c WOR is. Voor het geval het verzoek van de OR wordt afgewezen, verzoekt Atos om de OR te veroordelen actief mee te werken aan een door Atos na overleg met de OR op te stellen communiqué aan de medewerkers van Atos over de uitkomst van dit geding. Ook verzoekt Atos om de OR te veroordelen uitsluitend uitlatingen over dit geding te doen overeenkomstig dit communiqué.
De kantonrechter wijst het verzoek van de OR af. Ten aanzien van het standpunt dat sprake is van een wijziging van de regeling op het gebied van de personeelsbeoordeling is beslissend of de invoering van de R-factor moet worden aangemerkt als een wijziging van het PMF 2008. Hiervan is geen sprake, omdat het PMF 2008 ook al de mogelijkheid bood voor het hanteren van enige rekenkundige formule ter bepaling van het rendement, met daarin opgenomen het uurtarief en het salaris. Aangenomen wordt dat de R-factor verplicht is, en ook in de balanced scorecard wordt opgenomen, indien de medewerker zich daartegen verzet. Anders dan de OR meent, leidt dit evenwel niet tot de conclusie dat de personeelsbeoordeling thans niet meer binnen de grenzen van het PMF 2008 geschiedt. Ook een medewerker die de balanced scorecard niet ‘voor akkoord’ maar slechts ‘voor gezien’ tekent, mag redelijkerwijs niet verwachten dat bij de eindejaarsbeoordeling – tegen de wens van de werkgever in – niet zal worden meegewogen hoe zijn omzet, gegeven het uurtarief dat voor zijn inzet is gedeclareerd, zich verhoudt tot zijn salaris, dat eveneens voor dat jaar vaststaat. Het behoort immers tot de ondernemersbevoegdheid om de continuïteit van de onderneming te verzekeren. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat het bij de beoordeling van het functioneren van een medewerker uiteindelijk niet aankomt op de vraag of de vooraf gestelde doelen zijn behaald, maar – als dat niet zo is – wat daarvan de oorzaak is.
Ook de vraag of Atos in 2012 voor de senior staff-medewerkers die met ‘underperformance’ kampten een beloningssysteem heeft ingevoerd of gewijzigd, beantwoordt de kantonrechter ontkennend. Het bestreden besluit heeft namelijk betrekking op de hoogte van het salaris, en daarmee op een primaire arbeidsvoorwaarde. Het is vaste rechtspraak dat aan de OR geen instemmingsrecht toekomt waar het de primaire arbeidsvoorwaarden van medewerkers betreft. Het voorwaardelijk tegenverzoek van Atos stuit af op de zelfstandige positie die de OR in de onderneming inneemt en op de taak van de raad om zich ingevolge artikel 2 lid 1 WOR in te zetten voor het belang van het goed functioneren van de onderneming in al haar doelstellingen. Het behoort in beginsel tot de bevoegdheid van de OR om aan deze taak zelf invulling te geven. Er bestaat ook geen reden om te veronderstellen dat de OR van Atos zich in het kader van zijn mogelijke berichtgeving over dit geding aan zijn achterban niet zal opstellen overeenkomstig de daarbij in acht te nemen zorgvuldigheid.