Rechtspraak
werknemer/werkgever
Werknemer (59 jaar) is sinds 1999 in dienst van werkgever, een familiebedrijf dat zich richt op de verkoop van kachels en exclusieve open haarden. Laatstelijk is hij werkzaam als chef werkplaats. Na verkregen toestemming van het UWV is de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen opgezegd. Werknemer stelt dat de opzegging op grond van het gevolgencriterium kennelijk onredelijk is en vordert schadevergoeding.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Sedert (eind 2008) zijn de marktomstandigheden in de vastgoedmarkt zodanig verslechterd dat nieuwbouw en renovatie/verbouwingen van bestaande woningen sterk is afgenomen. Werkgever heeft sindsdien substantieel minder opdrachten en minder omzet. Werkgever heeft in redelijkheid kunnen besluiten tot het nemen van kostenbesparende maatregelen, waaronder de afvloeiing van zes personeelsleden. De beëindiging van het dienstverband leidt voor werknemer tot verlies van werk, waarbij zijn kansen op de arbeidsmarkt gelet op onder meer zijn leeftijd en de slechte vastgoedmarkt laag moeten worden aangeslagen. Dat werknemer op relatief oude leeftijd (45 jaar) bij werkgever in dienst is gekomen kan, voor zover de slechte arbeidspositie van werknemer verband houdt met zijn leeftijd, niet (ten volle) aan werkgever worden toegerekend. Ook aan andere (jongere) collega’s heeft werkgever bij de beëindiging van het dienstverband geen vergoeding toegekend. De financiële positie van werkgever is zodanig slecht dat vergoedingen aan werknemer en de overige werknemers – mede gelet op de hoogte van de door werknemer gestelde schade van € 100.000 – tot een zodanig bedrag leiden dat een herstel van de financiële situatie van werkgever op betrekkelijk korte termijn – met alle voor werkgever en de overblijvende werknemers mogelijke nadelige gevolgen van dien – niet te verwachten is, waarbij de kantonrechter in het bijzonder meeweegt dat medio 2012 nog ieder concreet uitzicht op herstel van de vastgoedmarkt en daarmee tot herstel van de omzet ontbrak. Het niet toekennen van een vergoeding is niet in strijd met het goed werkgeverschap en de gevolgen van het ontslag voor werknemer zijn niet te ernstig in vergelijking met het belang van werkgever bij opzegging van de dienstbetrekking zonder dat een financiële vergoeding wordt toegekend. Volgt afwijzing van de vordering.