Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 27 mei 2013
ECLI:NL:RBROT:2013:3853

werkgeefster/werknemer

Ontbinding arbeidsovereenkomst directeur Financiën & Control woningstichting wegens disfunctioneren. Werknemer heeft onvoldoende kennis van derivatenportefeuille en zijn controletaak niet goed uitgevoerd, waardoor werkgeefster kampt met grote financiële problemen. WNT niet van toepassing. Vergoeding € 100.000

Werknemer is sinds 1992 in dienst van werkgeefster (een stichting gericht op het exploiteren en beheren van woningen), laatstelijk als directeur Financiën & Control (F&C). Werknemer was de leidinggevende van de voormalig treasurer van werkgeefster, de heer D. D wordt ervan verdacht miljoenen euro’s te hebben ontvangen voor transacties tussen werkgeefster en banken met betrekking tot derivaten. Werknemer is sinds 26 april 2012 arbeidsongeschikt wegens ziekte. Thans verzoekt werkgeefster ontbinding wegens disfunctioneren, als gevolg waarvan sprake is van een onherstelbare vertrouwensbreuk. Een van de taken van werknemer was te beoordelen en controleren of de transacties van D ten aanzien van leningen en derivaten plaatsvonden binnen de kaders van het Financieel Statuut. Werkgeefster meent dat werknemer daarin op ernstige wijze tekort is geschoten.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het ontbindingsverzoek houdt geen verband met de ziekte. Vaststaat dat mede onder leiding van werknemer werkgeefster een omvangrijke en complexe derivatenportefeuille is aangegaan en dat de derivatenportefeuille voor een bedrag van niet minder dan € 2,5 miljard moest worden afgekocht. Voldoende is gebleken dat werknemer, gelet op zijn functie en ook het daarbij passende hoge salaris in aanmerking genomen, een grote mate van verantwoordelijkheid had voor de financiële gang van zaken van werkgeefster. Bij beantwoording van de vraag wat van werknemer verwacht had mogen worden in zijn rol van directeur F&C acht de kantonrechter van zwaarwegend belang dat hij een adviserende taak had ten opzichte van bestuurder X en dat hij de leidinggevende was van D. Aannemelijk is geworden dat werknemer onvoldoende kennis van en inzicht in de derivatenportefeuille had die werd opgebouwd en de risico’s die daaraan waren verbonden en dat hij veelal afging op informatie van en controle door derden. Geoordeeld wordt dat van werknemer (aanzienlijk) meer had mogen en moeten worden verwacht. Hij had in ieder geval proactiever moeten optreden. Nu de vereiste vertrouwensbasis is komen te vervallen, wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden. Ten aanzien van de vergoeding wordt het beroep van werkgeefster op de WNT niet gevolgd, omdat werknemer geen topfunctionaris in de zin van de WNT is. De thans ontstane situatie is in grote en overwegende mate verwijtbaar aan de houding van werknemer. Wel zij in dit verband opgemerkt dat niet onaannemelijk is dat de problemen bij werkgeefster zijn voortgekomen uit een bepaalde cultuur die heerste in de periode dat X bestuurder was. Mede in aanmerking genomen de duur van het dienstverband en de omstandigheid dat de arbeidsmarktpositie van werknemer niet bepaald rooskleurig te noemen is vanwege zijn leeftijd, zijn arbeidsongeschiktheid en ook alle media-aandacht die de situatie bij werkgeefster heeft gegenereerd, wordt naar billijkheid een vergoeding van € 100.000 bruto toegekend.