Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Coöperatieve Centrale Raiffeisen Boerenleenbank B.A.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 9 augustus 2013
ECLI:NL:RBMNE:2013:3305

werknemer/Coöperatieve Centrale Raiffeisen Boerenleenbank B.A.

Opschorting uitbetaling bonus en deffered awards door Rabobank in verband met lopend onderzoek inzake LIBOR en Euribor is op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid gerechtvaardigd

Werknemer is sinds 2002 in dienst van Rabobank, laatstelijk als Senior Dealer Liquidity & Finance. Werknemer heeft over 2012 recht op een bonus en zogenaamde ‘deferred awards’ over 2009 en 2010. In verband met een onderzoek inzake LIBOR en Euribor waarin Rabobank betrokken is, heeft Rabobank de betaling van de bonus en de deferred awards aan werknemer opgeschort, omdat uit het onderzoek mogelijk informatie voortkomt die van invloed zou kunnen zijn op het toekennen van de bonus. Centrale vraag is of de opschorting gerechtvaardigd is. Werknemer stelt dat een grondslag hiervoor ontbreekt. Rabobank stelt dat het onderzoek met betrekking tot LIBOR en Euribor nog in volle gang was op het moment dat zij diende te beslissen over het vrijvallen van de deferred awards uit de jaren 2009 en 2010 en over de toekenning van de bonus over 2012. Er was nog geen duidelijkheid over de betrokkenheid van individuele werknemers en de mogelijke financiële consequenties daarvan. Die duidelijkheid wordt in september 2013 verwacht. Zij had drie opties:

1. aan haar werknemers communiceren dat Rabobank geen toekenningsbeslissing zou nemen en dat zij ook niet zou besluiten over het vrijvallen en/of matigen van de deferred awards;

2. de onder 1 genoemde beslissing nemen op basis van de op dat moment beschikbare, incomplete gegevens en de bonusbedragen uitbetalen met de mogelijkheid van het inroepen van de clawback-bepaling;

3. de onder 1 genoemde beslissing nemen, maar de uitbetaling opschorten hangende het onderzoek.

Omdat zij de werknemers niet in onzekerheid wilde laten verkeren over de toekenning van de bonus en de hoogte daarvan, heeft zij gekozen voor optie drie. Nu de toepasselijke reglementen geen regeling bevatten voor de onderhavige situatie, beroept Rabobank zich op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:248 lid 1 BW.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Op de bonus over 2012 zijn Deferral Policy 2012 en Rabobank Group – Group Remuneration Policy (versie oktober 2012) van toepassing. In beide regelingen is een clawback-bepaling opgenomen. Ten aanzien van het bonusbeleid met betrekking tot de in 2009 en 2010 toegekende deferred payments en de toegekende bonus over 2012 is de conclusie gerechtvaardigd dat de toepasselijke regelingen en toekenningsbrieven niet voorzien in de onderhavige situatie, waarin een grootschalig onderzoek naar feiten gaande is en derhalve informatie op het moment van betaling van de deferred awards en de bonus nog niet beschikbaar is. Evenmin voorzien de genoemde regelingen en toekenningsbrieven in de mogelijkheid van de door Rabobank toegepaste opschorting van de (uitgestelde) bonusbetaling in afwachting van de uitkomst van het onderzoek. Het beroep van Rabobank op artikel 6:248 lid 1 BW slaagt. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft Rabobank haar keuze voor de derde optie voldoende gemotiveerd, is deze keuze verdedigbaar en zijn de gevolgen daarvan voor beide partijen, gelet op hun beider belangen, in vergelijking tot de andere opties het meest redelijk. Dat Rabobank had moeten kiezen voor de tweede optie, zoals werknemer bepleit, volgt de kantonrechter niet. Rabobank heeft gemotiveerd uiteengezet waarom zij niet voor deze optie heeft gekozen. Hiertegen over heeft werknemer onvoldoende argumenten ingebracht om zijn betoog te doen slagen.