werknemer/werkgever

Werknemer is sinds 1989 in dienst als oogstmedewerker. Werkgever heeft wegens bedrijfseconomische redenen een ontslagvergunning voor werknemer aangevraagd en op 27 december 2012 verkregen. Thans vordert werknemer wedertewerkstelling en loondoorbetaling vanaf 1 april 2013. Aangevoerd wordt dat werkgever kennelijk heeft verzuimd tijdig gebruik te maken van de ontslagvergunning. De werkzaamheden worden inmiddels verricht door Poolse werkkrachten.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Indien niet tijdig gebruik is gemaakt van de ontslagvergunning, kan niet van werknemer worden verlangd dat hij met behulp van een in maart 2013 alsnog verkregen kopie van de beweerdelijk overhandigde/bezorgde opzeggingsbrief een uitkering aanvraagt. De ontslagvergunning was immers slechts geldig tot 21 februari 2013, en onder voorwaarden. In de onderhavige op een snelle beslissing gerichte procedure is geen plaats voor bewijslevering. Het is zeer waarschijnlijk dat de vorderingen van werknemer in een bodemprocedure worden toegewezen. Het ligt op de weg van werkgever om ervoor te zorgen dat de opzegging als zodanig boven elke twijfel verheven is. Bezorging of overhandiging door twee materiële partijgetuigen van de opzeggingsbrieven biedt die waarborg nu eenmaal niet. De onduidelijkheid of er nu wel of niet (tijdig en rechtsgeldig) is opgezegd, komt voor risico van werkgever. De loonvordering wordt toegewezen. De gevorderde wedertewerkstelling wordt afgewezen, omdat in het summiere kader van de onderhavige procedure onvoldoende kan worden onderzocht of de fysieke mogelijkheden daartoe nog aanwezig zijn. Indien dat zo is, zal de verplichting tot loondoorbetaling waarschijnlijk een voldoende prikkel tot wedertewerkstelling vormen.